Volkskrant 15-11-2003

Marcia Luyten

De burger heeft zijn vrijheid misbruikt en moet daarom van het kabinet terug in zijn hok. Of het nu gaat om uitkeringen of de bestrijding van de criminaliteit, voortaan zullen de goeden onder de kwaden moeten lijden. Door Marcia Luyten

Nog maar kortgeleden was het ondenkbaar geweest. Een sociale dienst wil haar be­standen opschonen en orga­niseert een banenmarkt voor iedereen in de bijstand. Wie wegblijft, krijgt straf en wordt gekort op zijn uit­kering. Sinds de Amsterdamse sociale dienst twee jaar geleden haar eerste Megabanenmarkt hield, raakte ze een hoop cliënten kwijt. Ook de uitkering van een aantal psychiatrische patiënten werd gestopt. Ze waren niet naar de banenmarkt gekomen.

Een aan schizofrenie lijdende man zat een paar weken later in de opvang van het Leger des Heils. Hij had de huur niet betaald en was zijn huis uitge­zet. Zijn foto's van vroeger waren net als hijzelf op straat beland. Als deze patiënten hun medicijnen slikken en als het leven zijn vertrouwde ritme houdt, blijft hun ziekte soms hanteerbaar. Met een schizofreen zonder dak boven zijn hoofd gaat het daarentegen bijna altijd verkeerd. Die wordt psychotisch.

Het bestrijden van fraude op het ter­rein van de sociale zekerheid en het asielbeleid heeft een prijs die we vol­gens Godfried Engbersen tot voor kort niet zouden hebben betaald. Maar nu het gevoel van onbeheersbaarheid do­mineert, verhardt het beleid, zegt de hoogleraar sociologie aan de Rotter­damse Erasmus Universiteit. De verzor­gingsstaat bezwijkt onder zijn populari­teit. Op zijn arrangementen wordt zo vaak een beroep gedaan, dat die rege­lingen in elk geval politiek niet meer houdbaar zijn. Wie het gevoel heeft dat het water tot aan de lippen staat, moet ferm optreden. En flink zijn.

Het Nederlandse asielbeleid en de verzorgingsstaat wortelden tot voor kort in een beginsel dat we vooral ken­nen uit het strafrecht: liever tien schul­digen vrij dan één onschuldige vast. We hadden liever tien gelukszoekers bin­nen, dan één politiek vluchteling buiten de grens. En liever tien uitvreters een uitkering, dan één psychiatrisch patiënt op een bank in het plantsoen.

Nu staat op alle drie de terreinen dit grondbeginsel onder druk. De nieuwe Vreemdelingenwet is sinds april 2001 van kracht. Vluchtelingenwerk Neder­land zegt dat het voor een politiek vluchteling alsmaar moeilijker wordt te bewijzen dat hij bescherming nodig heeft. Of mensen die gevaar lopen ook daadwerkelijk worden geweigerd, is moeilijk vast te stellen, maar Vluchte­lingenwerk noemt de kans groot. Nog voordat de aanscherping en versobe­ring van de sociale zekerheid helemaal zijn doorgevoerd, ving het Leger des Heils de eerste slachtoffers op.

Een maand geleden vroeg minister Piet Hein Donner zich hardop af of het strafrecht, als het om terreurbestrijding gaat, wel onverkort moet vasthouden aan het eeuwenoude uitgangspunt. Op verschillende terreinen in de samenle­ving wordt dezelfde omslag gemaakt: is Nederland af van zijn credo dat de goe­den niet mogen lijden onder de kwa­den?

Aanvankelijk zegt de minister van justitie dat in het strafrecht iets anders aan de hand is dan in de verzorgings­staat. Zijn twijfel over het beginsel 'lie­ver tien schuldigen vrij dan één on­schuldige vast' heeft volgens Donner alles te maken met de dreiging die van het terrorisme uitgaat. Dat gevaar is wezenlijk anders dan de bedreigingen van de nationale veiligheid tot nog toe. Donner: `De schade die wordt aange­richt door een terroristische aanslag is per definitie bedoeld om zo groot moge­lijk te zijn. De slachtoffers zijn burgers. Terwijl de uitgangspunten van het straf­recht zijn bedoeld om te reageren op een strafbaar feit, wil je terroristisch handelen voorkómen.' In zo'n geval, zegt minister Donner, is het verijdelen van een aanslag belangrijker dan een beginsel.

Maar volgens strafrecht­kenner en directeur van het Verwey-Jonker Insti­tuut, Hans Boutellier, is terrorisme een verheviging van het veiligheidsprobleem dat al langer speelt. Het vergroot `de toch al gigantische druk op het strafrecht'. Het strafrechtelijk klimaat in Nederland is volgens Boutellier al een paar jaar aan het veranderen. In zijn boek De Veilig­heidsutopie - een sociaal-wetenschap­pelijke studie die zo veel aandacht kreeg dat er nu een tweede druk ver­schijnt - analyseert Boutellier hoe het verlangen naar veiligheid de rol van het strafrecht fundamenteel veranderde.

Het strafrecht was vroeger de aller­laatste instantie waar iemand die een norm overschreed, mee te maken kreeg. De morele vorming van het indi­vidu gebeurde binnen de dominante le­vensbeschouwingen. De zuilen waren morele gemeenschappen die afwijkend gedrag corrigeerden. Met de bevrijding uit de verzuilde gemeenschappen, wer­den volgens Hans Boutellier de defini­ties van `het goede' en `het kwade' vrij­gegeven.

Dat heeft op twee manieren geleid tot een grotere vraag naar strafrecht.

Hans Boutellier: `Het strafrecht is van laatste remedie steeds meer het laatste normatieve bolwerk geworden, waarbij het woord "laatste" een heel andere betekenis krijgt.'

Het gevoel van onveiligheid neemt toe en de burger eist actie. `Minister Donner', zegt Boutellier, `gedraagt zich daardoor als een kat in het nauw.' Waar het strafrecht vroeger de burger wilde behoeden voor een almachtige staat en daarom de waarborgen voor het indivi­du centraal stelde, wordt vandaag de dag de bescherming van dat individu gerelativeerd.

Strafrechtgeleerden staan op hun achterste benen. Een week geleden maakte hoogleraar strafrecht Christi­aan Rüter de minister in deze krant het verwijt dat hij van het recht `een sovjet­zone' maakt. `Het strafrecht', sprak Rüter op de Forumpagina minister Don­ner toe, `bindt het overheidsoptreden aan regels, die beogen haar macht te beperken en de kwaliteit van haar werk te verzekeren (... ) Als u aan die regels gaat knabbelen in een verregaand ijdele poging uit het systeem meer "preven­tie" te persen, vernielt u het stelsel dat een fatsoenlijke afhandeling van ge­pleegde strafbare feiten moet waarbor­gen.'

De minister van justitie liet al eerder weten dat de rechtstaat voor hem geen heilig principe is, maar `een bruikbare orde'. Dat blijft niet zonder gevolgen. Preventief fouilleren is volgens Hans Boutellier een duidelijke breuk met hei verleden. Zonder dat sprake is van een verdenking, wordt een dwanghandeling verricht. Ook is het nieuw dat individuele voorbereidingen voor een° mis­dríjf - wapens kopen, telefoontjes ple­gen - in het Wetboek van Strafrecht zijn opgenomen.

Minister Donner zegt dat hij bezig is met wetsvoorstellen die de politie meer bevoegdheden geven informatie te ach­terhalen, en er komt een identificatie­plicht. Allemaal maatregelen die de staat meer ruimte geven zich in het leven van de burger te mengen. Maar door te tornen aan het beginsel `liever tien schuldigen vrij dan één onschuldi­ge vast', komt de minister van justitie aan wat volgens Boutellier tot nu toe `een heilig principe' was.

Zoals de vraag naar strafrecht toe­neemt, zo werd eerder de vraag naar wat de verzorgingsstaat en het asielbe­leid te bieden hebben, onhoudbaar groot. Onder een neoliberaal politiek gesternte drong het besef door dat de regelingen fraudegevoelig zijn, zegt Godfried Engbersen. Maar het pro­bleem met de verzorgingsstaat is vol­gens de hoogleraar sociologie funda­menteler, en hij geeft dezelfde analyse als de CDA-minister die de ideologi­sche koers van zijn partij sterk beïn­vloedt.

Engbersen: `In een samenleving die steeds complexer wordt, is de verleiding groot je anders voor te doen dan je bent, om zo te kunnen profiteren van de ar­rangementen van de verzorgingsstaat. Er zijn groepen, zoals arme migranten, die veel te winnen hebben. Het is moei­lijk geworden het onderscheid te ma­ken tussen wat echt is, en wat onecht. Maar wie had nou kunnen voorzien dat de verzorgingsstaat een schaduwwereld zou oproepen van valse papieren, voor­gewende ziektes en verzonnen asielver­halen, van schijnhuwelijken en schijn­scheidingen?'

Ook Donner wijst op de verwarring van schijn en wezen. `In de jaren '50 en '60 kon je de arrangementen van de verzorgingsstaat bouwen op beelden waar iedereen aan voldeed. Als je sa­menwoonde, dan was je getrouwd. Wie niet getrouwd was, woonde niet samen. Dus was het huwelijk een bruikbaar criterium voor een regeling.' Tegen­woordig zijn de variaties in samenleven schier oneindig.

De overheid heeft de uitvoering van de sociale zekerheid bemoeilijkt door recht te willen doen aan alle uitzonde­ringen, zegt Donner. `Telkens weer constateerde de overheid dat mensen voor wie een voorziening oorspronke­lijk niet was getroffen, er wel een be­roep op deden. Als overheid zei je dan: Luister eens, dat heb ik nooit zo be­doeld, maar u heeft gelijk, u valt onder de regeling. En dan goten we nieuwe nuances in nieuwe regels. Uiteindelijk hadden we in de bijstand 24 catego­rieën jongeren.' Het woord `oneigenlijk gebruik' wil minister Donner onder geen beding in de mond nemen. In plaats daarvan zegt hij: `De burger kan kiezen in welk kastje hij wil passen. Als ik mensen een recht geef, en de over­heid zelf probeert alles te berekenen, dan kan ik die burger toch niet kwalijk nemen dat hij aan het rekenen slaat?'

Maar er is meer aan de hand. In de jaren dat de verzorgingsstaat werd ont­worpen, zegt Donner, gaven burgers meer blijk van zelfsturing. `Men maakte zelf een duidelijk onderscheid: als ik mijn benen heb verbrijzeld, dan ben ik arbeidsongeschikt. Als ik wat moeilij­ker loop, dan kan ik nog wel werken en ben ik niet arbeidsongeschikt.' De zelf­sturing werd minder, en mensen voor wie de regeling niet was bedoeld, kwa­men wel in de WAO.

De overheid moest meer werk maken van selectie. Volgens Godfried Engbersen be­schikt ze over drie strate­gieën om calculerend gebruik, oneigenlijk gebruik en fraude te­gen te gaan.

Het resultaat is een hardere opstelling tegenover degenen die een beroep doen op rechtsbescherming, zorg of asiel. Het typisch Hollandse is er vanaf, zegt Godfried Engbersen. 'Het idee is: we zijn te lankmoedig geweest.' De ge­dachte dringt door dat de verzorgings­staat alleen kan bestaan bij de gratie van scherpe selectie. Dit is de paradox van solidariteit: insluiting vereist uit­sluiting.'

Het kan daarbij voorkomen dat men­sen die het zelf niet redden, toch een uitkering wordt geweigerd. Daar heb­ben Nederlanders volgens Engbersen steeds minder moeite mee. 'Waar ge­hakt wordt, daar vallen spaanders.'

Dan beschrijft minister Donner hoe de veranderingen in het strafrecht de­zelfde oorsprong hebben als de koers­wijziging in de verzorgingsstaat en in het asielbeleid: 'Bij alle maatschappelij­ke ontwikkelingen moeten we opnieuw kijken of de regels die zijn opgesteld vanuit het individu, nog in verhouding staan tot de opdracht de rechten voor de hele samenleving te beschermen.'

Donner: 'De individuele vrijheid die wij decennialang als ideaal hebben ge­nomen, berustte op de zekerheid dat er een samenleving was waar je op kon terugvallen. Maar die samenleving is zijn vanzelfsprekendheid kwijt. Vrij­heid zonder een samenleving stelt geen klap voor. Dat is de meest gruwelijke onzekerheid die je als mens kunt heb­ben. We zijn dat uit het oog verloren door de eenzijdige nadruk op het indi­vidu, zijn autonomie en zijn vrijheid. Daarom moeten we nu aandacht geven aan de samenleving, zodat de vrijheid zijn betekenis niet verliest.'

Sociaal-psycholoog Hans Boutellier bevestigt dat een omslag wordt gemaakt naar denken vanuit het collectieve be­lang. 'In een sterke morele gemeen­schap moet je oppassen dat het individu niet wordt geplet. Maar die morele gemeenschap van voorheen bestaat nu uit losse elementen. Dan komt ineens iets anders in de verdrukking: de samenle­ving.'

De culturele verandering die vraagt om een nieuwe relatie tussen sociale orde en autonomie, is meer dan de af­tocht van een liberale cultuur alleen. Er is een andere opvatting over de mens onstaan. 'Aan de verzorgingsstaat lag een mensbeeld ten grondslag dat het moeilijk maakte te redeneren vanuit misbruik', zegt Hans Boutellier. 'We waren behept met het goede.' FNV­voorzitter Lodewijk de Waal zegt het in Vrij Nederland precies zo. En: 'Uit angst om de hele groep te stigmatiseren, zwegen we over misstanden. Achteraf zeg ik: daardoor zijn de regelingen ons ontglipt. We hadden het uitkeringsstel­sel kunnen redden als we kritischer wa­ren geweest over wie daarvoor in aan­merking kwamen.'

In hun intellectuele opmars vervan­gen 'de conservatieven' nu een princi­pieel 'positief' idee van de mens door een 'negatief mensbeeld. Dat betekent volgens Hans Boutellier dat de over­heid zich vooral bezighoudt met 'de bestrijding van het kwade'. De overtui­ging dat de goeden niet mogen lijden onder de kwaden is niet meer zomaar naïef, de gedachte is onverantwoord.

Ook minister Donner stelt vast dat het ene mensbeeld plaats maakt voor een ander. Maar praten over 'positief' en 'negatief, dat staat hem tegen. Zijn mensbeeld ontleent hij aan de Bijbel: 'Persoonlijk ga ik uit van wat in Genesis staat geschreven: het individu is naar Gods beeld geschapen, maar het is niet goed dat-ie alleen is.'

Marcia Luyten is freelance journalist.