Volkskrant 18-9-2002

Thom de Graaf

Veel gepraat over herstel van normen, gaat over gewone fatsoensregels. Dat is goed, vindt Thom de Graaf, want de overheid moet geen publieke zedenmeester worden van christelijke signatuur.

Het nieuwe kabinet van premier Balkenende wil een maatschappelijk debat over normen en waarden. Dat kan morgen begin­nen. Maar waar gaat het over? Iedereen geeft vanuit zijn eigen achtergrond, religie en opvoeding een eigen invulling van essentiële waarden en normen. Neem LPF­minister Heinsbroek. Hij hecht grote waarde aan fatsoensnormen van vroeger in de tram en bus: opstaan voor ouderen en mensen die slecht ter been zijn. Hij vindt bovendien dat de politie te weinig gezag uitstraalt met het huidige `publieksvriendelijke' uniform en het onduidelijke logo op de pet. Leraren mogen best een oorvijg uitdelen aan een brutale leerling. Tegelijkertijd meent Heinsbroek dat de politie niet moet zeuren als hijzelf tien of twintig kilometer te hard rijdt.

Balkenende heeft als nieuw ada­gium `fatsoen moet je doen'. Ik vermoed dat Balkenende met fat­soen gewone gedragsregels be­doelt, die we allemaal wel aanvoe­len: geen rotzooi op straat gooien, een beetje hulpvaardig zijn voor buren, voorrang verlenen als dat uitkomt, geen gettoblaster op het strand en anderen aanspreken op onbeschoft gedrag. Ieder welden­kend mens is het met die fatsoens­regels eens, al gedragen we ons daar niet altijd naar. Helpt een maatschappelijk debat om men­sen die aan regels lak hebben te overtuigen om hun leven te bete­ren? Of moet de discussie gaan over het nemen van verantwoor­delijk voor de eigen samenleving, zoals indertijd al is gepromoot in een grootscheepse campagne: de maatschappij dat ben jij! De maat­schappij dat zijn wij!

Als de normen- en waardendis­cussie zich gaat beperken tot het onderlinge respect van mensen voor elkaars vrijheid en de ge­meenschappelijke codes in de openbare ruimte, kan er waarach­tig nog iets goeds uit komen, mits iedereen bereid is zich hiernaar te gedragen. Maar achter die voor­zichtig begonnen discussie lijkt iets anders schuil te gaan, name­lijk een politiek-ideologisch con­cept van hoe de samenleving zou moeten zijn en welke waarden mensen innerlijk moeten beleven. Het gaat dus om de vraag of de overheid weer een publieke zedenmeester mag worden.

Dat is dus de reden dat verte­genwoordigers van de Christen­Unie de instelling van een nor­men- en waardencommissie toe­juichen. Zij veroordelen Paars, omdat die kabinetten geen morele zeggenschap wilden uitoefenen op het individuele leven van men­sen. CU-kamerlid Rouvoet noem­de dat ooit de `amorele staat'. Zo­ver is het CDA nooit gegaan.

Niettemin lijkt het er sterk op dat ook daar de ideologische be­nadering het wint van een meer pragmatische opstelling. Als CDA-lijsttrekker nam Balkenen­de al afscheid van de multiculture­Ie waarden als inzet voor onze rijkgeschakeerde samenleving. In­burgering moet niet alleen gaan over democratie en rechtsnor­men, maar ook over `Nederlandse waarden' van christelijke herkomst. In het door dit CDA gedo­mineerde kabinet is het traditio­nele gezin wederom de hoeksteen van de samenleving èn van het overheidsbeleid geworden.

Het Strategisch Akkoord rept op voorspraak van het CDA ook over een bezinning op euthanasie en abortus. Niet geheel toevallig bracht de nieuwe CDA-fractie­voorzitter Maxime Verhagen de terugkeer van de bede in de troonrede te berde. Het is dus aanneme­lijk dat achter de vage plannen van premier Balkenende voor een commissie voor normen en waar­den het politieke streven schuilt om de overheid weer een christe­lijk-ethische kleur te geven.

In Noorwegen is een vergelijk­bare commissie falikant mislukt. Lukt de discussie in Nederland wel, dan moeten de liberaal geo­riënteerde partijen een duidelijk standpunt innemen tegen een op­komend christen-cultureel con­servatisme. D66 vindt dat niet de overheid, maar de samenleving zelf de hoeder van de maatschappelijke waarden is. De overheid moet gedrag dat schadelijk is voor anderen normeren en sanctione­ren en dient daarbij het maat­schappelijk draagvlak als leidraad te nemen. Dat kan bijvoorbeeld leiden tot hogere straffen voor hetgeen eer­tijds gemakkelijker werd getole­reerd. Dat is iets anders dan de overheid in de rol van publieke zedenmeester. Daar hebben wij geen behoefte aan. Neem het be­staan van private clubs met dark rooms. Veel mensen nemen wel­licht aanstoot aan het bestaan en het gebruik ervan. Dat is echter nog geen reden ze te verbieden, omwille van de goede zeden

Of neem de samenlevingsvormen. Welk recht heeft de overheid het klassieke gezin financieel te be­voorrechten, als meer dan de helft van alle volwassen inwoners niet langer in zo'n gezinsverband leeft? Zijn kinderen bij alleen­staande ouders per definitie slech­ter af of is hier sprake van een ideologisch bepaalde waarde die in de politieke besluitvorming do­minant wordt? De overheid heeft als eerste en belangrijkste op­dracht om de civil liberties, de vrijheidsrechten van iedere indivi­duele burger te beschermen en te activeren, inclusief het recht om het eigen leven in te richten zoals men wil. Die opdracht verdraagt zich niet met het opleggen van een particuliere moraal van de politie­ke macht. In de maatschappelijke en politieke discussie over nor­men en waarden zal het moeten gaan over de spanning tussen in­dividualiteit en gemeenschapszin. Beide moeten worden behartigd, maar de een mag nooit de dupe worden van de ander.