`

Hoe het was

Die andere wereld. Ik was er klein en wij waren katholiek. Wij baden 's avonds voor wij naar bed gingen de rozenkrans, en bij elke maaltijd de Engel des Heren. Bij het Mariabeeld waren altijd wel bloemen en bij het beeld van het Allerheiligst Hart brandde altijd wel een rood theelichtje. Kortom, wij waren zoals dat heet: Een Gelukkig Gezin.

Daarna ging ik op college. Och, misschien hebben we allemaal een tijd, die we de gelukkigste van ons leven noemen. Waarschijnlijk was het niet zo, en waren we even ongelukkig als we zijn in de tijd, waarin we dat zeggen, maar het is nu eenmaal zó, dat we het geluk liever áchter dan vóór ons hebben liggen: dat maakt alles zoveel gemakkelijker. Mijn geluk ligt dus in een dorp in de provincie. Het is een klein dorp, en de mensen waren er vriendelijk.

's Morgens om kwart voor zes de klokken met een sobere, enkelvoudige klank. Om kwart over zes kwam de surveillant de slaapzaal op met zijn bel, en ik kan die bel nog horen, al is het lang geleden. Teding, teding, tedingdingding en hij stond bij de deur en belde en zong: Vive Jesú dans vos coeurs, en wij zongen À jamais.

Misschien vond ik het toen helemaal niet mooi. Misschien was ik niet eens graag op college, waar je om kwart over zes moest opstaan en in lange rijen naar de kapel, daar bijna een uur knielen met blote knieën op een harde houten bank, en dan in dezelfde lange rij, nog steeds zwijgend, naar de studiezaal. Nu weet ik, waarom ik er toen gelukkig geweest moet zijn, vooral 's winters, wanneer de banken 's morgens koud waren, en wij zoveel mogelijk kleren droegen om warm te blijven in de kilte van het gebouw. 'Wij,' en daarom was ik gelukkig, omdat ik er bij hoorde.

Nu hoor ik er niet meer bij, ik hoor nergens meer bij. Niet bij andere mensen die het koud hebben, want ze hebben het allemaal op een verschillende manier koud, op hun eigen kamers.

(C.Nooteboom, Philip en de anderen, 1955)


Literatuur over het leven op een internaat

E.B. de Bruyn, 'Naar de Ruwenberg',
Maatstaf 1989 nr. 2

Barbara Frischmut, Pensionaat.
vert. Pé Hawinkels, Amsterdam 1981, isbn 90 6521 085 7

dr. Pieter Harkx, Grepen uit het leven van een zeer katholiek maar weinig rooms jongetje
Parochiebestuur St. Joris (W.J.B.M. van Elk), Paperback, 79 pagina's. Formaat: 21 X 30 X 0.5 cm.

Marijke Hilhorst, Bij de zusters op kostschool,
Utrecht, 1989, ISBN 90 229 8189 4

Henk Kroon, Pubers voor God.
Het leven op een kleinseminarie (Apeldoorn) in de jaren vijftig,
Valkhof Pers, Nijmegen 2001. isbn 90 5625 124 4

Jos Perry, Jongens op kostschool.
Het dagelijks leven op katholieke jongensinternaten, Utrecht 1991

M. van der Plas e.a., Kostschool … een les voor het leven,
Het Noordbrabants Genootschap, 's-Hertogenbosch 1991

dr. Laurens van Vroonhoven en Jan van Bijsterveldt, Een tijdsbeeld uit Brabant: 1960 - 2000,
Damon, Budel 2000

John van Zuijlen, 'Herinnering aan De Ruwenberg',
Brabantia april 1988.

 Samengesteld door Theo Spanjers.

Aanvulling Janus Linmans:

Misschien zijn ook de volgende boeken nog de moeite waard:

- Jan Bluyssen, Gebroken wit - Vrijmoedige herinneringen, Baarn 1995

- Willem Grossouw, Alles is van u - Gewijde en profane herinneringen, Baarn 1981

- Marieke Smit & Marieke Smulders, Bidden, spelen en studeren - Opleiding en vorming van een katholieke elite (1920-1970), Nijmegen 2010

- Tymen Trolsky (pseud. van Jasper Mikkers), Het einde van de eeuwigheid (roman), Uitgeverij Aspekt, Soesterberg 2000.

Op de omslag van het laatste boek staat een foto van de voorbouw van Beekvliet, hoewel de roman gebaseerd is op Mikkers' 'tijd op het t klein-seminarie van de paters Kapucijnen in Oosterhout.

`