`

In het mooie boek Beekvliet 200 jaar buitengewoon lezen we dat 1958 een topjaar was.

De ervaringen in het boek over het internaatsleven zijn veelal van voor onze tijd. Eigenlijk worden we in het boek een beetje overgeslagen

De geschetste gruwelen van het reglement waren in onbruik geraakt. Het boekje werd nog wel in 1956 uitgedeeld bij de boekenlijst. De censorfunctie stierf overigens in de tweede helft van de jaren vijftig een zachte dood. (p. 51) Nou ja, de censor was de loopjongen, voornaamste taak naar de regent gaan om "titel te vragen", dwz verlof om te mogen roken, hetgeen dan ook wel "titelen"werd genoemd.

Wat wel kamerbreed heerste was het 'silentium' gebod. Vooral op de slaapzaal. "Ordeverstoring op de slaapzaal" leverde een 4 voor gedrag op.

"Waarom kozen ze voor de dwangbuis die seminarie heette?" (p54) Het antwoord was "roeping".

Aandoenlijk toepasselijk is de beschrijving op p.59 van de chanbrettes, de slaapzalen.

Het hoofdstuk eindigt met de lapidaire woorden: Elke seminarist heeft zo zijn eigen verhaal, zijn eigen ervaringen en zijn eigen gevoel bij de herinneringen aan de internaatstijd. Gekleurd door het geheugen,de omstandigheden, door toeval, karakter en inspirerende ontmoetingen dan wel harde confrontatie met het seminarieel gezag. Zeker is dat de internaatstijd een diepe en blijvende indruk heeft gemaakt op vele jonge geesten, en dat de meesten sterker uit de strijd met zichzelf en met de leiding zijn gekomen". (p.61)

`