Veel beweging, weinig vooruitgang

Alles moet anders. De Amerikaanse socio­loog Richard Sennett, werkzaam bij de Lon­don School of Economics, is niet erg gechar­meerd van deze ode aan de bewegelijkheid. Hij vreest dat een samenleving die flexibiliteit tot hoogste goed verheft, op termijn een ander type mensen oplevert. De waardenhiërarchie van mensen wordt op haar kop gezet. Langdu­rige verbondenheid met anderen verdwijnt. Mensen verliezen hun oriëntatievermogen en uiteindelijk zelfs hun persoonlijkheid. Over deze sluipende sociologische effecten van de flexibele economie schreef ‑Sennett het pamflet The Corrosion of Character, vertaald als De Flexibele Mens. 'Ik heb het vooral voor jullie Europeanen geschreven', zegt hij, 'misschien is het voor jullie nog niet te laat.'


Door Pieter Hilhorst

Volkskrant 3 juni 2000

Flexibiliteit van werkgever en (vooral) werknemer wordt in de huidige economische omstandigheden als heel belangrijk beschouwd. Maar daar blijken steeds vaker kwalijke kanten aan te zitten. Het werken in een flexibele economie kan zelfs karakters 'aantasten, meent de Amerikaanse socioloog Richard Sennett.

NIEMAND wil star zijn. Niemand wil vastgeroest zitten. Flexibiliteit is de hoogste deugd. Niet alleen voor individuen, maar ook voor bedrijven. In de kenniseconomie is het immers van het grootste belang snel in te spelen op de grillige voorkeuren van klant en aandeelhouder.

Ook bij de overheid heeft de veranderings­koorts toegeslagen. De bureaucratie is niet lan­ger het domein van de ambtenaar die knipoogt door één oog te openen. De ene reorganisatie rolt over de vorige verzelfstandiging heen.

‑ Werken in een flexibele economie tast het karakter van mensen aan. U schuwt de grote woorden niet.

'De onzekerheid bij de moderne werknemer is groot. Hij heeft het gevoel niet tot zijn recht te komen, voelt zich verloren en soms zelfs vernederd. Het heeft te maken met de wens gewaardeerd te worden. Mensen moeten het gevoel krijgen dat ze nodig zijn. Maar een van de kenmerken van flexibele organisaties is dat de bazen sneller van baan veranderen dan de ondergeschikten. Waardering krijgen is dan veel moeilijker, want je wordt aangenomen door de ene baas en voor je het weet zit er een nieuwe met andere verwachtingen.

'De boekenbranche kan als voorbeeld die­nen. De redacteur die een bepaald project heeft opgezet, verdwijnt voor het betreffende boek is gepubliceerd. Zulke wisselingen verstoren de logica van verdienste en beloning. Het ver­groot het gevoel van verlatenheid en isole­ment: ik werk me uit de naad en niemand die het ziet.

'Maar niet alleen de mensen in organisaties blijven niet lang zitten, ook de organisaties veranderen permanent. We hebben een econo­misch systeem dat zichzelf permanent uit el­kaar trekt. Bedrijven wisselen van leveranciers en hebben de grootste moeite klanten vast te houden. Organisaties zitten in een schijnbaar eeuwig proces van reorganisatie. Een langeter­mijn‑oriëntatie is dan onmogelijk. Het wordt ook moeilijk langdurig verbondenheid te voe­len met anderen. Het wordt zo steeds bedrei­gender je op anderen te verlaten. Loyaliteit en het gevoel dat andere mensen jou nodig hebben vervluchtigen op deze manier. De omgang met anderen wordt oppervlakkiger.'

‑ Je kunt ook het tegenovergestelde beweren: In de kenniseconomie zijn sociale vaardighe­den cruciaal. Karakter en persoonlijkheid wor­den juist belangrijker.

'Dat is lariekoek. Dat merk je als je spreekt met managers. De handelwijze van het mana­gement wordt steeds meer als norm genomen. Iedereen moet zich gedragen als een manager in de dop, moet Bill Gates imiteren. Deze opdracht creëert nieuwe ongelijkheden. De verheerlijking van risico's nemen, illustreert dat. Voor de top betekent risico's nemen, uit­dagingen aangaan. De ene kans na de andere nemen. En voor mensen met voldoende cultu­reel kapitaal en connecties is het ook mogelijk van het ene in het andere te rollen. Maar voor mensen die die connecties en kwaliteiten niet hebben, heeft risico's nemen een heel andere betekenis. Het vergroot niet hun greep op het leven. Integendeel. De onzekerheden van het bestaan zijn voor hen een last. Het zijn geen uitdagingen, maar gevaren. They dont take risks, but are at risk.

'Tegelijkertijd is de ideologie van de top dat als je iets echt wilt, alles mogelijk is. In Silicon Valley gaat 93 procent van de opgezette nieu­we technologiebedrijfjes failliet. Dat is onge­looflijk. Als je die mensen daarover interviewt, zeggen ze stuk voor stuk: ik heb gefaald. Het ligt niet aan het systeem waarbij maar enkelen kunnen slagen, nee, zij hebben het fout gedaan. Mensen willen veranderen, passiviteit is taboe, maar onderschatten de kans dat het misgaat.'

‑ Ze bewegen, maar komen niet vooruit?

'Uit onderzoek blijkt dat mensen die van baan wisselen maar in 28 procent van de geval­len daadwerkelijk erop vooruitgaan. Bij 34 procent is er sprake van achteruitgang. Dat komt doordat de ondoorzichtigheid op de ar­beidsmarkt groot is. We hebben een onderzoek gedaan naar jonge werknemers. We dachten dat zij realistischer zouden zijn over hun mo­gelijkheden en daardoor weerbaarder waren. Maar werknemers in de financiële en de high­techsector hebben enorme moeite zich een beeld te vormen van de toekomst. De loopbaan in een bedrijf is immers achterhaald. Een car­rière plannen lukt ze niet. Dat vergt strategisch denken. Een inschatting van waar kansen lig­gen en een langetermijn‑oriëntatie. Dus hebben ze het gevoel dat ze op drift zijn.'

‑ De flexibele arbeidsmarkt is een valstrik, maar waarom zijn mensen zo dom erin te trappen?

'Mensen hebben geen keuze. Niemand heeft ervoor gestemd de Britse en de Amerikaanse economie te flexibiliseren. Niemand wist wat de gevolgen zouden zijn van de informatietechnologie op werkroutines. De IT‑revolutie zou mensen meer controle over hun werk bie­den. Werknemers zouden kunnen werken waar en wanneer ze wilden. Flexibilisering werd gezien als democratisering. Maar daar is niks van terechtgekomen. Mensen krijgen een taak of een project waarvoor ze verantwoorde­lijk zijn, zonder dat ze meer zeggenschap heb­ben gekregen over het geheel. De hiërarchie is minder rigide geworden, organisaties zijn plat­ter dan ooit, maar de top heeft geen macht afgestaan.'

‑ Maar mensen doen van harte mee. Wat is voor hen de aantrekkelijkheid van de flexibele economie?

'Mensen zien hun carrière als een test van hun eigen vermogens. Ze willen hun grenzen verkennen en het beste uit zichzelf halen. Het uiteindelijke ideaal is succes met behoud van volledige autonomie en vrijheid. Maar mensen overschatten helaas de mate waarin zij de re­gels van het spel kunnen bepalen. En als het misgaat, geven ze zichzelf de schuld. We leven in een maatschappij die geobsedeerd is door het streven naar onafhankelijkheid. We willen ons van de last van anderen bevrijden. Maar de keerzijde van dit ideaal is dat anderen dat ook doen. Hoe autonomer anderen worden, hoe minder ze jou nodig hebben. Een andere keer­zijde is dat het een schande wordt van anderen afhankelijk te zijn. Dat zie je in de discussie over de verzorgingsstaat. Niet voor jezelf kun­nen zorgen is iets om je voor te schamen.'

‑ Mensen worden anders door de flexibilisering van de maatschappij?

'Er ontstaat een nieuw zelfbeeld. Wat iemand kan gaan doen, is daarbij belangrijker dan wat iemand doet. Mensen beoordelen zichzelf meer aan de hand van hun kansen, dan op basis van het leven dat ze leiden. Tevreden zijn met wat je hebt, is dan de eerste aanwijzing dat het misgaat. Dat je vastroest, De beloften voor morgen, iemands potenties, zijn belangrijker dan het leven van vandaag. in zo'n zelfbeeld is het hebben van een goed netwerk absoluut noodzakelijk.

'Dat zien we ook terug in het onderwijs. Het stoomt de leerlingen klaar voor de flexibele arbeidsmarkt. Kinderen leren netwerken en om te gaan met sociale en cognitieve onzeker­heden. Maar helemaal lukt dat laatste niet. Er duikt een nieuwe existentiële onzekerheid op. Als mensen steeds iets anders doen en van hot naar her bewegen, wordt het steeds lastiger voor ze om de vraag te beantwoorden: wie ben ik? De vraag wordt veel meer: wie kan ik worden?

'De teloorgang van het vakmanschap ver­scherpt deze existentiële onzekerheid. Vroeger konden mensen trots ontlenen aan hun vak. Tegenwoordig is ambitie ongrijpbaarder. Men­sen willen het maken, ze willen veel geld ver­dienen, aanzien verwerven. Maar hoe ze dat bereiken, maakt ze niet uit. Alles wordt inwis­selbaar. Zo iemand verliest aan karakter. Hij kan niet meer zeggen waar hij goed in is en wat hij belangrijk vindt.'

‑ De moderne kenniswerker kan zeggen: ik ben goed met mensen.

'Maar wat betekent dat? Het betekent dat hij goed naar mensen kan luisteren, kan netwerken, informatie kan verwerken en dergelijke. Dat zijn mensen die alleen nog maar proces zijn. De innerlijke noodzaak verdwijnt, Ze kunnen niet zeggen: dit is wat ik doe en dit is waar ik voor sta. Mijn vakmanschap is cocktailparty's, daar komt het op neer. Het is niet eenvoudig voor mensen om daar hun eigenwaarde en trots aan te ontlenen. We hebben onderschat hoezeer de notie van de waardigheid van werk verbonden is met ambachtelijkheid en liefde voor het vak. We merken het pas nu die ambachtelijkheid verdwijnt.'

‑ Maar de ideologie is toch juist dat mensen meer dan ooit moeten houden van hun werk?

'Dat wordt altijd wel gezegd, maar ik betwij­fel of het echt zo is. Ze houden van de wed­strijd, van de test van de eigen vermogens, maar niet van het werk zelf. Als het salaris minder wordt of het aanzien daalt, zijn ze snel weer verdwenen. De vrijblijvendheid is troef en als het even tegenzit zijn, proberen ze het elders opnieuw. Moeilijkheden worden liever ontlopen dan opgezocht. Voor de karaktervor­ming is dat funest. Er is bovendien geen be­trokkenheid bij de mensen voor wie ze wer­ken. Dat zie je ook terug in de afnemende bereidheid om moeilijke sociale vakken te ver­vullen, zoals het leraarschap op zwarte scholen of werk in de verzorging. Al komt dat ook doordat mensen gek worden van de perma­nente reorganisaties die zich afspelen in die sectoren van de verzorgingsstaat. Ze hebben het gevoel dat ze nooit weten waar ze aan toe zijn en geen steun van boven krijgen.'

‑ In de moderne, snelle flexibele samenleving komen mensen niet tot hun recht. Het lijkt alsof u vindt dat iedereen altijd en overal zich­zelf moet kunnen zijn. Dat klinkt vreemd uit de mond van een schrijver die altijd fulmineerde tegen de cultus van authenticiteit.

'Dat is inderdaad een tegenstelling.'

‑ Bent u ouder en wijzer of ouder en triester geworden?

'Ouder en radicaler. Ik ben linkser gewor­den. Mijn boek De val van de publieke mens, waarin ik beschrijf hoe waarden uit de privé­sfeer steeds belangrijker worden in het open­bare leven en tot welke absurditeiten dat leidt, omdat het bijvoorbeeld belangrijker wordt dat een politicus oprechte gevoelens heeft dan dat hij goed beleid voert, schreef ik 25 jaar geleden. In de termen van dat boek zou de tijdelijkheid en de oppervlakkigheid van relaties met colle­ga's een zegen kunnen zijn, in de zin dat je wordt beoordeeld op basis van wat je doet, niet op basis van wie je bent of wat je vroeger hebt gedaan. Maar ik zie hoe deze permanente druk te presteren mensen onder de elite het gevoel hebben dat ze de greep op hun leven verliezen, hoe ze zich ondergewaardeerd en gedesoriën­teerd voelen.'

‑ Misschien is het probleem juist dat ze veel te veel van hun werk verwachten? Misschien moeten ze elders erkenning zoeken.

'Het probleem is dat werken het grootste deel uitmaakt van het leven van mensen. Zeker met de toegenomen werkdruk. In Silicon Val­ley zijn werkdagen van tien tot twaalf uur normaal. In zo'n situatie is het onmogelijk om te denken: ik ben hier om mijn geld te verdie­nen, maar erkenning en zinvolle sociale rela­ties met anderen zoek ik wel buiten mijn werk.'

‑ Bent u niet hopeloos nostalgisch?

'Nee ik wil niet terug. Dat kan ook niet. Het kortetermijndenken van bedrijven met hun fixatie op de waarde van aandelen is moeilijk terug te draaien. Maar er moeten instituties komen die als een intermediair kunnen funge­ren tussen werknemers met hun langetermijn­oriëntatie en de flexibele economie met zijn kortetermijnoriëntatie. Het is eigenlijk een ouderwets links thema. Het gaat om het orga­niseren van nieuwe associaties tussen mensen, nieuwe vormen van lotsverbondenheid. Het probleem is alleen dat de Amerikaanse en Brit­se vakbonden absoluut een relikwie uit het verleden zijn geworden. Ze dromen nog van de heerlijke jaren vijftig en zestig en missen de creativiteit voor een nieuwe aanpak. Gelukkig zijn er uitzonderingen. Ik werk momenteel niet kleine bonden die proberen bijna als een uit­zendbureau te opereren. De leden doen flexi­bel tijdelijk werk, maar blijven in dienst van de bond, die steeds nieuwe klussen voor ze zoekt. Het is maar een voorbeeld, maar de crux is verbondenheid te creëren dwars door flexibili­teit heen.'