Rob O. (2004)


J.A.A. van Doorn

HP/De Tijd 23-1-2004

De affaire-Oudkerk is een ramp voor de betrokkene, maar een zegen voor het warrige debat over normen en waarden. Eindelijk hebben we een concreet geval dat als toetssteen kan dienen. De feiten zijn duidelijk en overzichtelijk, en als we het persoonlijke gebruik van de gemeentelijke computer buiten beschouwing laten, gaat het niet om strafbare maar louter om (mo­gelijk) laakbare gedragingen.

Wie goed naar onze premier heeft geluis­terd, met zijn adagium 'Fatsoen moet je doen', wrijft zich ongetwijfeld in de handen. Inderdaad, Oudkerk gedraagt zich niet fat­soenlijk. Zeker voor een bestuurder op een verantwoordelijke post is het geregeld be­zoeken van prostituées volstrekt afkeurens­waardig. Kamerleden en wethouders moe­ten erop bedacht zijn dat zij een voorbeeld­functie vervullen. Ze behoeven niet voor honderd procent de brave Hendrik uitte hangen, maar er zijn grenzen. Waar nog bij­komt dat Oudkerk in plaats van te zwijgen zijn capriolen aan de grote klok hing. Schaamteloos! Weg met die man!

Wie de premier een moralistische zeur­kous vindt, zal anders redeneren. Oudkerk moet worden beoordeeld naar zijn gedragin­gen als bestuurder. Wat hij in zijn vrije tijd doet, gaat niemand een bliksem aan. De een gaat graag naar de opera, de ander naar de hoeren. Kwestie van smaak, en over smaak valt misschien nog wel te twisten, maar ze­ker niet de staf te breken. Het vrijmoedige gesprek met de bekende roddeltante kun je dom noemen, maar het getuigt ook van durf: Oudkerk kwam uit de kast, zoals Pim Fortuyn al eerder deed. Schaamteloos is al­leen de hijgerige media-aandacht. Kortom: Oudkerk mag en moet zijn rug recht hou­den.

Beide oordelen zijn gemakkelijk te situ­eren. De fatsoensrakkers zijn te vinden on­der de confessionelen en conservatieven, de royale gedogers onder de liberalen en progressieven. Ze menen beiden het groot­ste gelijk van de wereld te hebben. Terecht: beide benaderingen berusten op elkaar uit­sluitende maar volstrekt respectabele waar­den en in beide gevallen wordt aan de hand van welomschreven normen getoetst.

Deze kleine exercitie lijkt onbevredigend, maar ze heeft wel degelijk nut. Hoogge­stemde bespiegelingen over normen en waarden in algemene zin brengen ons niet verder, tenzij men erkent dat er vele waarden en normen bestaan. Niet zo gek eigenlijk, wel onhandig als er knopen moeten worden doorgehakt.

Kijkwijzer

Volkskrant 2-2-2004

Redactioneel commentaar

Een meerderheid van de Tweede Kamer wil een strengere keuring van audiovi­sueel materiaal. De Kijkwijzer van het Nederlands Instituut voor de Classifica­tie van Audiovisueel Materiaal (Nicam) is niet voldoende, vinden CDA en PvdA. Het is verheugend dat er een debat ont­staat over de grofheid van sommige me­dia-uitingen. Te lang werd het denken over media en vrij­heid nog bepaald door de erfenis van de jaren zestig.

In 1964 weigerde de AVRO een gedicht van Remco Cam­pert uit te zenden, omdat er het woord `naaien' in voor­kwam. De elites van de toenmalige zuilen stelden namens de burger vast wat fatsoenlijk was. Het echec van de ver­zuilde elites bepaalt nog altijd het denken over media en vrijheid. Pleidooien om mediageweld en grof taalgebruik aan banden te leggen, worden steevast afgedaan als 'betutte­ling' of zelfs `censuur'. Bovendien: lieten de bezwaren van de AVRO tegen het woord `naaien' niet zien hoe relatief zulke morele bezwaren zijn?

Het is echter geen 1964 meer. De Nederlandse burger heeft zich allang los gemaakt van de verzuilde autoriteiten. . Er is een andere cultuur ontstaan, waarin individuele vrij­heid en ontplooiing centraal staan. En die cultuur kent haar eigen problemen. Het naar zelfontplooiing strevende indivi­du houdt niet altijd rekening met andere mensen, zo blijkt onder meer uit de toename van geweld in de samenleving.

Onder mediadeskundigen is sprake van een groeiende consensus dat mediageweld een rol speelt in de verruwing van de samenleving. Uiteraard is het slechts één factor in heel complex, en niet de belangrijkste. Maar mediageweld is zichtbaar en nu eenmaal gemakkelijker aan te pakken dan allerlei sociaal-culturele factoren.

In dit debat is ook het Nicam onder vuur komen te liggen. Vaststaat dat de vormgeving van dit instituut niet gelukkig is. Het Nicam wordt deels betaald door de audiovisuele branche die uiteraard belang heeft bij de uitkomsten van de classificatie. De vergelijking met een slager die zijn eigen vlees keurt, is dan ook al herhaaldelijk, en terecht, gemaakt. De beoordeling van audiovisueel materiaal moet dan ook onder supervisie staan van een onafhankelijk en representa­tief orgaan, waarin burgers een belangrijke stem hebben.

De vormgeving hiervan is allesbehalve simpel, en dat geldt ook voor de regulering van het media-aanbod in het alge­meen. Zo'n regulering staat per definitie op gespannen voet met de persoonlijke vrijheid. Bovendien is de grens altijd moeilijk te trekken. Wat is een actiefilm, wat is ontoelaat­baar geweld? Een toenemend aantal burgers voelt zich ech­ter niet op zijn gemak door de aanhoudende confrontatie met een anything goes-cultuur.

Het is dan ook een teken des tijds dat de Tweede Kamer zich sterk maakt voor een strengere keuring die tot voor kort nog viel onder het taboe op moralisme.