De behoefte aan publieke emoties (2002)

Interview met Henri Beunders.

De televisie als groete tranenfabriek? Dat is niet de kern van het probleem, meent prof. Henri Beunders. Hij schreef een boek over de Nederlandse emotiecultuur." Veel mensen zijn op zoek naar houvast."


Trouw 2-2-2

Paul Brill


In een boek van bijna driehonderd pagina's dat de titel Publieke tranen draagt en gaat over de Nederlandse 'emotiecultuur" verwacht je de namen van Joop van den Ende en John de Mol meermaals aan te treffen. Maar in het personenregister brengt Van den Ende het slechts tot één vermelding en moet de eer van De Mol worden gered door Linda. Is de rol van de groot­meesters van traan‑tv veel min­der belangrijk dan we plegen te denken?

Auteur Henri Beunders: 'Die rol is groot, maar het is te mak­kelijk om de hele emotionalise­ring van de samenleving te wijten aan het commercieel effect­bejag van Endemol‑Producties. De Oorzaken van de emotionalisering liggen dieper in de maatschappij verborgen. Dat een bedrijf als Endemol daar het handigst op Inspeelt en daardoor de beleving van open­bare emoties een nieuwe impuls geeft is waar, maar als ze geen vruchtbare bodem hadden aan­getroffen was het hun niet ge­lukt.,

Beunders (48) is hoogleraar geschiedenis van maatschappij media en cultuur aan de Erasmus Universiteit en was twee jaar geleden een van de eerste wetenschappers die zich waag­den aan een sociaal‑culturele beschouwing over de betekenis van Big Brother (Wat je ziet ben je zelf). Zijn nieuwe boek dat deze week is verschenen heeft een veel bredere inslagen beoogt te verklaren waarom het ooit zo burgerlijk en ingetogen Nederland in de loop van de laatste decennia welhaast 'kampioen emotie' is geworden. Die verklaring zoekt hij deels in binnenland se ontwikkelingen en deels in de veranderde inter­nationale positie van Neder­land.

'In de verzuilde samenleving was de emotie gekanaliseerd: binnen de partij, binnen de kerk, binnen de jeugdvereni­ging. Daar kwam bij dat Neder­land een kleine neutrale staat was die zich in de boze buitenwereld met moeite staande kon houden. In elk geval was de eli­te zich terdege bewust van onze grote kwetsbaarheid en legde daarom sterk de nadruk op in­getogenheid en discipline.

'Die periode van overdreven zelfbeheersing en burgerlijkheid is in de jaren zestig sneller en heviger dan elders omgeslagen in een individuele emotiebele­ving. De verzuilde samenleving brokkelde af, de kerken liepen razendsnel leeg, en vanwege het lidmaatschap van de NAVO leidde Nederland internatio­naal gezien een veel meer be­scherind bestaan dan vóór de Tweede Wereldoorlog. Eerst was er nog wel de dreiging van het communisme, maar die nam geleidelijk af, en toen kre­gen we als het ware een eruptie van emoties: vrijere seksualiteit, popmuziek, flowerpower, politiek protest, het feminisme kwam op"

‑ U schrijft dat de emotionele curve aan het eind van de jaren vijftig een dieptepunt had be­reikt. Hoe valt dat te meten?

'Dat is vrijwel onmogelijk, we beschikken nauwelijks over onderzoek naar de emoties van mensen over bijvoorbeeld de depressie, de oorlog of de wa­tersnoodramp. Er is wat Oral history achteraf Maar ik vel ook geen oordeel over de inten­siteit van persoonlijke emoties die mensen koesteren. Het gaat mij om de publieke uiting er­van, en dan is duidelijk dat er na de oorlog en tot ver in de ja­ren vijftig een soort taboe was op emotioneel vertoon. Ook zelfbeklag van mensen die in de Oorlog hadden geleden, want dan schonk je de nazi's alsnog de overwinning.

'In mijn boek geef ik het voor­beeld van de ramp die Ensche­de in 1947 trof: een vliegtuig stortte neer op een schoolge­bouw. Een tragedie die niet onderdoet voor de vuurwerkramp in 2000. voor Maar de reactie was een totaal andere: niks geen emoties uiten, niks geen ver­werking van verdriet, er werd zo weinig mogelijk aandacht aan besteed, het motto was: we moeten verder. Dat wil natuur­lijk niet zeggen dat de slachtof­fers, de ouders die kinderen hadden verloren, het minder erg vonden. Alleen kwam het verdriet nauwelijks buiten de privé‑sfeer.'

‑ U gebruikt in uw boek de term 'emancipatie van de emotie'. Dat klinkt als een positieve waardering.

'ja, ik vind het positief dat emoties als angst, verdriet en ja­loezie, die vroeger allemaal moesten worden ingeslikt, nu meer mogen worden getoond. Maar er is ook een schaduwzij­de: dat die emoties steeds meer op de eigen persoon worden be­trokken, op de eigen proble­men, op het eigen leed. Die ten­dens is de afgelopen tien, vijf­tien jaar duidelijk waarneem­baar in Nederland. We hebben een klaagcultuur gekregen. De woede die eerst de stoot gaf tot politieke actie ‑ denk aan het Vietnam‑protest, de eerste fase van het feminisme, de strijd tegen de vrijlating van de Drie van Breda ‑‑, is later steeds meer ingezet voor de erkenning van eigen ellende. Daarin zijn we doorgeschoten.'

In de analyse van Beunders vormt het jaar 1989 een draai­punt. In dat jaar viel de Berlijn­se Muur, waardoor de weg werd vrijgemaakt naar de here­niging van Duitsland en verdere Europese integratie. In Hilver­sum viel een kleinere muur, na­melijk die rond het publieke be­stel, waardoor de commerciële televisie haar intrede kon doen. Daarmee werden de laatste touwtjes om het denken en voe­len losgetrokken. Tal van opge­kropte gevoelens kregen de ruimte: een 'decompressie van het gevoel', zoals Beunders het noemt. Er heerste een gevoel van bevrijding, maar ook ver­warring en onzekerheid over een wereld waarin vertrouwde bakens waren weggeslagen. Er heeft zich inmiddels een nieuw ijkpunt voorgedaan: 11 septem­ber 2001. Is dat van evenveel gewicht voor de emotiecultuur als 1989?

Beunders: 'Ik denk van wel, omdat we er hardhandig aan zijn herinnerd dat het belang­rijk is om bepaalde verworvenheden overeind te houden in de maatschappij, dat sommige din­gen belangrijker zijn dan het persoonlijk welbehagen van het individu. Namelijk de veiligheid en de vrijheid voor de hele maatschappij. We waren de af­gelopen twaalf jaar ook het on­derscheid tussen het kleine en het grote leed een beetje uit het oog verloren. Het kleine leed van het individu werd even be­langrijk geacht als het grote leed van Afrika. Ik denk dat door 11 september de beslommeringen van het eigen ikje wat meer op de achtergrond zullen raken en dat je dat ook in de programmering op de televisie zult merken. We zouden over de hele linie weleens een periode van redisciplinering kunnen ingaan.'

‑ Maar is de individualisering daarvoor niet te ver voortge­schreden?

'Nee, want je ziet juist dat veel mensen op zoek zijn naar een nieuw houvast. Het wegval­len van oude gemeenschaps­banden heeft hen ontworteld achtergelaten, gemaakt tot weerloze individuen in een grenzeloze wereld. Ze zijn hef­tig op zoek naar dingen die hen samenbinden ‑ dat verklaart voor een deel ook die enorme aandacht voor het Het Huwe­lijk.'

Een houvast wordt ook ge­zocht ‑ en gevonden ‑ bij de media, vooral de televisie. 'De televisie kan emoties oprekken, zoals bij leed‑tv, maar kanali­seert ze ook en geeft ze beteke­nis, zoals we hebben gezien bij de stille optochten. Er zijn nog­al wat cultuurcritici die de tele­visie, meer in het bijzonder de commerciële televisie, aanwij­zen als de grote tranenfabriek, maar daar ligt niet de kern van het probleem. Die ligt in de toenemende verkilling van de maatschappij en de behoefte aan een nieuw wij‑gevoel.'

Henri Beunders: Publieke tranen, de drijfveren van de emotiecultuur, Contact, 2002; ISBN 90 254 1722 l; E 23,95.