Hoe legitiem is het verlangen jezelf te zijn

Volgens een van de meest vooraanstaande huidige denkers, de Canadese filosoof Charles Taylor, is echtheid of authenticiteit het belangrijkste morele ideaal van onze tijd. Het stamt uit de Ro­mantiek, en luidt als volgt: 'Er is een bepaald manier van mens-zijn die de mijne is. Ik ben geroepen mijn leven op deze manier te leven, en niet als nabootsing van dat van iemand anders. Maar dat verleent een nieuw belang aan de trouw aan mijzelf. Als ik dat niet ben, mis ik het doel van mijn leven: ik mis wat mens-zijn voor mij betekent'.



Joep Dohmen

Het is niet zo eenvoudig te worden wat men is, te ontdekken welke mogelijkheden men in zich draagt. Albert Camus

Inleiding

In de jaren dertig werd in de Verenigde Staten een wedstrijd gehouden wie het beste Charlie Chaplin kon imiteren, met alles erop en eraan: het driftige ijsberen, het nagelbijten, het zwaaien met de wandelstok, hoed op en af enzovoort. Chaplin zelf was behalve een komiek ook een ijdele komediant. Daarom besloot hij, uiteraard anoniem, aan de wedstrijd mee te doen. Dat pakte niet helemaal goed uit, want hij eindigde in de achter­hoede. Deze anekdote werpt in verschillende opzichten licht op het feno­meen authenticiteit.

Om te beginnen is daar het origineel, Chaplin, die zo goed mogelijk moest worden geïmiteerd. Echtheid verwijst naar originaliteit. Echtheid in de zin van originaliteit of oorspronkelijkheid impliceert de mogelijk­heid van imitatie, kopie of nabootsing. In deze wedstrijd ging het erom het origineel zo dicht mogelijk te benaderen, of op z'n minst een indruk­wekkende imitatie te geven. Echtheid of onechtheid is in principe contro­leerbaar, hoe moeilijk uitvoerbaar de feitelijke controle ook kan zijn. Te­gelijkertijd kan zelfs een goede jury zich behoorlijk vergissen: de echte Chaplin won niet, of had hij 'zijn' dag niet?

De Chaplin-imitaties zijn in zekere zin vervalsingen, maar Chaplin zelf speelde wel op een heel bijzondere manier vals. Van hem werd niet ont­dekt dat hij een slechte imitatie gaf van zichzelf. Het verhaal gaat niet verder, en we weten niet of Chaplin erg geschokt was door het resultaat. Wat voor hem vermoedelijk maar een (mislukt) spel was, is in het leven van alledag bloedige ernst. Regelmatig vragen we ons af of degene die we voor ons hebben, meent wat hij doet en zegt, kortom of hij niet to­neelspeelt en veinst. 

Volgens een van de meest vooraanstaande huidige denkers, de Canadese filosoof Charles Taylor, is echtheid of authenticiteit het belangrijkste morele ideaal van onze tijd. Het stamt uit de Ro­mantiek, en luidt als volgt: 'Er is een bepaald manier van mens-zijn die de mijne is. Ik ben geroepen mijn leven op deze manier te leven, en niet als nabootsing van dat van iemand anders. Maar dat verleent een nieuw belang aan de trouw aan mijzelf. Als ik dat niet ben, mis ik het doel van mijn leven: ik mis wat mens-zijn voor mij betekent'.

In onze laat-moderne westerse cultuur zijn er veel mensen die zichzelf willen zijn, in de zin dat ze graag authentiek willen zijn, en een authen­tieke levenshouding willen aannemen. Zichzelf zijn verwijst hier op de een of andere manier naar een levensvorm waarbij men vanuit zichzelf leeft. Tegelijkertijd zijn er ook veel critici van dit ideaal. Ze vatten de cultuur van 'jezelf-zijn' op als dekmantel voor platte, narcistische en hedonistische motieven. Zij zien het verlangen naar echtheid en de wens zichzelf te zijn als een doorgeschoten vorm van individualisering, het resultaat van het uiteenvallen van de gemeenschap en het einde van tra­ditie.

In het hierna volgende zal ik eerst enkele conceptuele verkenningen ver­richten naar het begrip authenticiteit. Om te kunnen beoordelen wat zo'n levenshouding waard is, moet immers duidelijk zijn wat het betekent dat iemand authentiek is. Vervolgens bespreek ik Taylors genuanceerd kri­tische positie tegenover de moderne invulling en ontaarding van het authenticiteitsideaal. In het verlengde daarvan laat ik zien dat noch de li­beralen noch de conservatieven noch Taylor zelf authenticiteit serieus genoeg nemen. Ten slotte zal ik zelf een gewogen standpunt innemen.

1 Authenticiteit als levenshouding

Ik zal mij hier concentreren op authenticiteit als levenshouding. Het gaat me niet om de authenticiteit van bijvoorbeeld een kunstwerk of van een manuscript, ook al zijn vergelijkingen met zulke voorbeelden vaak zeer verhelderend. Het gaat me evenmin om de authenticiteit van een bijzon­dere concrete menselijke handeling, of van een specifieke emotie of be­hoefte. Mijns inziens hangen die nauw samen met, of volgen ze zelfs rechtstreeks uit de houding van authenticiteit.

De meeste filosofische woordenboeken verwijzen onder authenticiteit naar het volgende cluster van begrippen: echtheid, eigenheid en oor­spronkelijkheid, betrouwbaarheid en herkenbaarheid, en waarachtigheid, oprechtheid.

…………………

1.2 De epistemologische dimensie van authenticiteit

Authenticiteit mag dan volgens velen een nastrevenswaardige houding zijn, iets anders is of en hoe je kunt beoordelen of iemand authentiek is. Soms is het onderscheid tussen echt en onecht gemakkelijk te maken, al­thans in principe. De feitelijke omstandigheden kunnen er weliswaar voor zorgen dat de waarheid niet aan het licht komt, maar in principe kan worden vastgesteld of iets wel of niet authentiek is. Van een ets die altijd toegeschreven is aan Rembrandt, wordt op zeker moment aange­toond dat het om een vervalsing gaat. De eigenaar, die zeer gehecht ge­raakt is aan wat hij lange tijd voor een kostbaar kleinood hield, kan deze teleurstellende ontdekking wel verzwijgen wanneer hij het schilderij te koop aanbiedt. Maar al komt er vooralsnog niemand achter, de eigenaar weet zelf heel goed dat hij niet in de waarheid leeft, en zal zijn bedrog moeten maskeren.

Er staat soms een hoge prijs op inauthenticiteit. Ontrouw is een fasci­nerend voorbeeld van bedrog, waarbij de zin van iemands leven op het spel staat. Een man blijkt door zijn partner bedrogen te zijn; zijn vrouw pleegde jaren lang overspel. De ontdekking heeft een enorm vervreem­dend effect. Vergaderingen, congressen en vakanties blijken niet dat waarvoor hij ze gehouden heeft. De verhalen, het humeur, de onderlinge sfeer: allemaal bedrog. Jaren lang heeft hij doorgebracht met iemand die zich anders voordeed dan ze was. Niet alleen zijn zelfvertrouwen, maar ook zijn vertrouwen in de werkelijkheid als zodanig wordt ernstig aange­tast.

Enkele jaren geleden werd een bekende psycholoog op plagiaat betrapt. Hij had zijn bestseller, die handelde over de vraag hoe je moet leven als dat leven 'pijn doet', goeddeels overgeschreven. Waarschijnlijk ging het om belangrijke inzichten die hij liefst zelf als eerste naar voren had ge­bracht. Door zijn bedrog was hij voor de buitenwereld lange tijd precies wat hij zo graag wilde zijn: een auteur met belangrijke en originele in­zichten. In de wetenschappelijke gemeenschap zijn creativiteit, oorspron­kelijkheid en serieuze navolging hoge waarden. Niet zozeer uit rancune als wel om geloofwaardig te blijven moest men de bedrieger wel uit de gemeenschap stoten. Dit voorval bewijst eens te meer hoe belangrijk het voor mensen kan zijn de eerste te zijn die met iets nieuws komt, oor­spronkelijk te zijn.

Soms is het principieel moeilijk echt van onecht te onderscheiden. De socioloog en schrijver Herman Franke waagde het in De Groene Amsterdammer publiekelijk de echtheid van die collectieve emoties in twijfel te trekken. Volgens hem was de massale rouw een soort media-hype; de massa was door de media gemanipuleerd. Deze diagnose werd hem over het algemeen niet in dank afgenomen; velen lie­ten hun verdriet niet op deze manier diskwalificeren. Een probleem is of en hoe echte tranen van krokodillentranen kunnen worden onderschei­den. Dit probleem moet echter niet worden verward met de kwestie van de waarde van sommig verdriet.

De voorbeelden van de kunsthandelaar, de vrouw en de wetenschapper laten zien dat authenticiteit en inauthenticiteit nauw samenhangen met in­tentionaliteit van gedrag. Echtheid en onechtheid zijn gedragsvormen die een opzet verraden. Het probleem is hoe de opzet moeten worden aange­toond! De psycholoog wist ongetwijfeld wat hij deed op het moment waarop hij teksten van een ander overschreef en als tekst van zichzelf naar buiten bracht. Maar het is niet uitgesloten dat hij dit weten nader­hand met succes verdrongen heeft, en zichzelf sedertdien voor onschul­dig hield. Je kunt jezelf onecht voordoen, anders dan je bent. Je kunt doen alsof, je kunt veinzen. Je kunt jezelf camoufleren voor de ander, voor de buitenwereld. Dit is overigens niet altijd laakbaar. Zo kan iemand zich bijvoorbeeld zo veel mogelijk aanpassen aan de omgeving, met de bedoeling bepaalde zaken van zichzelf niet te hoeven prijsgeven. We weten van elkaar dat we ons soms uit zelfbescherming anders voor­doen dan we zijn. We kennen zulke fenomenen als toneelspel, veinzerij en pose. Maar terwijl we doorgaans heel goed weten wanneer we zelf poseren, weten we vaak niet of en waarom de ander dit doet.

In dit verband is het van groot belang ten aanzien van authenticiteit eer­ste- en derde-persoonsperspectief goed van elkaar te onderscheiden. Een ander heeft altijd een andere toegang tot mij dan ikzelf. In de meeste ge­vallen weet ik van mezelf, soms na enig zelfonderzoek, of ik meen wat ik zeg. De ander moet er gewoon van uitgaan dat ik achter mijn woorden sta, en doet zulks zuiver op basis van vertrouwen. Doorgaans is er na­tuurlijk ook helemaal geen reden om de oprechtheid van elkaars woor­den, gebaren of tranen in twijfel te trekken. Normaal doen we alsof onze motieven voor elkaar transparant zijn, ook al is dat volstrekt niet het ge­val.

In het dagelijks leven verlangen mensen van elkaar zowel dat ze authen­tiek zijn als dat ze op de ander kunnen vertrouwen. Wanneer mijn gelief­de zegt dat ze van me houdt, ga ik er blind van uit dat dat zo is. Wanneer dat vanzelfsprekende vertrouwen echter doorbroken is, verlangen we van elkaar een soort certificate of authenticity, een bewijs van echt­heid. We willen nog steeds, en wellicht meer dan voorheen, zo zeker als mogelijk van de ander zijn. Het natuurlijke onderlinge vertrouwen wordt dan vervangen door een voortdurend afstemmen en toetsen van elkaars uitingen en bedoelingen.

1.3 De morele dimensie van authenticiteit

Authenticiteit verwijst eerst en vooral naar de deugd van waarachtigheid, oprechtheid. Vervolgens draait alles om de vraag waarom mensen zich anders voordoen dan ze zijn. Het motief om zich anders voor te doen is doorslaggevend voor onze beoordeling van elkaar. Er zijn verschillende vormen en graden van inauthenticiteit. Allerlei vormen van inauthentici­teit zijn moreel volstrekt neutraal, in het bijzonder waar het om het spelen van een rol gaat. Met sommige attitudes begeven we ons op een hellend vlak. Inauthenticiteit als dekmantel voor manipulatie is absoluut verwerpelijk!

Sartre geeft het voorbeeld van de ober, die volstrekt inauthentiek is in de zin dat hij alleen maar een rol speelt. Ook klanten die hij volstrekt niet mag, bedient hij met alle egards. Van een eigen, individuele houding tegenover de ander is niets te merken. Van een ober is zulk gedrag niet alleen gewenst, maar zelfs vereist. Misschien is het beter in zulke geval­len helemaal niet te spreken van inauthenticiteit, omdat de ober als zoda­nig volstrekt authentiek is, en precies doet wat hij geacht wordt te doen: perfect zijn rol spelen.

Er zijn allerlei omstandigheden waarin mensen zich op goede gronden anders voordoen dan ze zijn. Een stijlvolle vrouw wil zich door een man wel laten beminnen, maar niet laten kennen. Ze verleent hem om die reden geen toegang tot haar innerlijk, haar gedachten en motieven. Ze vindt de ander weliswaar sympathiek, maar neemt hem niet volledig serieus. Bovendien vindt ze het belangrijk hem over haar terughoudend­heid niet te informeren, en hem niet onnodig te kwetsen. Haar inauthen­ticiteit hangt samen met een soort zelfrespect, en wordt algemeen hono­rabel geacht.

Inauthenticiteit is ook niet altijd even pijnlijk. Neem degene die niet goed weet waarover hij praat, maar wel graag wil meepraten, en daarom een pose inneemt van gewichtigheid. Hij is bang betrapt te worden op zijn gebrek aan kennis. Wanneer we dat ontdekken, vergeven we het hem graag, want we herkennen zulk gedrag maar al te goed. Het is een tame­lijk onschuldige vorm van bedrog.

Erger wordt het bij de 'Staphorster variant'. Staphorst wordt algemeen beschouwd als metafoor voor een gemeenschap van benepen, inauthen­tieke individuen. Zelfs al zouden sommige leden van die gemeenschap een eigen mening hebben die afwijkt van de aldaar geldende norm, dan nog zouden ook zij die mening schielijk verbergen uit angst voor de toorn en de sancties van hun medeburgers. Een concreet voorbeeld levert Urk, waar niet lang geleden een inwoner van allochtone afkomst het da­gelijks leven op gewelddadige wijze door Urkers onmogelijk werd ge­maakt zonder dat andere dorpsgenoten ingrepen. De drijvende kracht achter deze vorm van inauthenticiteit is angst. Niet wat je zélf denkt, is de moeite waard om hardop te verdedigen, maar wat men vindt of denkt. Vanwege dit openlijk gebrek aan moed worden Staphorst en Urk door weldenkende Nederlanders over het algemeen achterlijk en verachtelijk bevonden.

Het dorp ligt tegenwoordig niet ver weg van de grote stad. De Tsjechisch-Franse schrijver Milan Kundera geeft een prachtig voorbeeld van actuele inauthenticiteit. Stel dat een hedendaagse man zou mogen kiezen. De eerste optie is een nacht doorbrengen met Brigitte Bardot (in haar glorietijd), zij het in volstrekte anonimiteit. Niemand zou dit wa­penfeit ooit vernemen. De andere optie is dat hij stevig gearmd met haar op een zaterdagmiddag over de Amsterdamse Albert Cuyp zou mogen wandelen, en door iedereen zou worden waargenomen. Wat zou de hedendaagse man kiezen? Kundera suggereert het laatste: leven in de schone schijn. Deze man leeft liever met het oordeel dat de buitenwacht van hem heeft - zolang dat maar gunstig uitvalt - dan met wat hij werke­lijk is en doet. Het gaat hem erom voor het oog van de buitenwereld suc­cesvol te zijn. Een gelukkig, anoniem privé-leven lijkt op die manier welhaast een innerlijke tegenspraak. Kundera laat zien dat naast het door Taylor gesignaleerde streven naar authenticiteit en trouw zijn aan jezelf, tegenwoordig minstens zo vaak een streven naar inauthenticiteit voor­komt.

De meest afkeurenswaardige vorm van inauthenticiteit is die waarin we door de ander worden gemanipuleerd. Dit soort bedrog vinden we onver­draaglijk. De ander wilde iets bereiken, en heeft ons onder valse voor­wendselen tot iets verleid waarvoor we zelf nooit gekozen hadden. Het is niet erg als iemand ons voor zijn karretje spant, maar dat moet wel eer­lijk, en dus openlijk gebeuren. Vooral het existentialisme heeft de hou­ding van inauthenticiteit afgekeurd als 'kwade trouw'. Onwaarachtig is dan de poging om elke vorm van verantwoordelijkheid voor eigen han­delen te ontlopen. Te kwader trouw is diegene die niet wil toegeven dat hijzelf aan de basis van zijn handelen staat. De Spaanse neo-existentialist Fernando Savater onderscheidt verschillende uiterst herkenbare vormen van kwade trouw, zoals onverschilligheid, opportunisme, conformisme, halfslachtigheid en halsstarrigheid.

Authenticiteit blijkt een uiterst normatief concept: je moet jezelf zijn. Niet-authentieke mensen deugen niet. Wie niet de moed heeft om een eigen mening te vormen en daarvoor uit te komen, is een lafaard, een leugenaar, onverschillig of benepen.

1.4 Authenticiteit als levenshouding

Authenticiteit is dus een complexe levenshouding, die verschillende nauw samenhangende aspecten omvat: de oorsprong zijn van je hande­len, en in die zin origineel zijn; echt zijn, zuiver en intens: precies dat wat je kunt en moet zijn; eigenlijk, wezenlijk zijn; dat wil zeggen: leven in overeenstemming met je eigen aard, geschiedenis en motieven; op­recht en waarachtig zijn, je niet anders voordoen dan je bent; je in prin­cipe niet verschuilen achter een of andere vorm van schone schijn. De­gene die deze houding bezit, is te goeder trouw, is trouw aan zichzelf - kortweg: is zichzelf.

Authenticiteit is een moreel ideaal. Existentialistische auteurs als Kierke­gaard, Nietzsche, Jaspers, Heidegger, Marcel, Sartre, De Beauvoir en Camus hebben zich op uiteenlopende wijzen voor dat ideaal ingezet. Het existentialisme vat het leven op als een project waarin het erom gaat te worden wie je bent. Er zijn weliswaar talloze voorbeelden waaraan we ons kunnen spiegelen, maar er zijn geen absolute waarden en geen be­staande paden voor onze eigen levensweg. Gedraag je dus niet als een slaaf (Nietzsche), en doe niet zoals 'men' doet (Heidegger). Deels in aansluiting op het existentialisme spreekt overigens ook de humanistische psychologie (Fromm, Maslow, Rogers) over zelfexpressie, persoonlijke groei of zelfverwerkelijking. Jezelf-zijn is een opdracht: jezelf worden; en dat is geen platte feitelijkheid. In deze laatste zin ben je natuurlijk al­tijd jezelf: wie zou je anders zijn? In de platte betekenis val je precies sa­men met de empirische feitelijkheid, en volg je keurig de uitgestippelde paden en sociale verwachtingspatronen. Je treedt dan bijvoorbeeld in de voetsporen van je vader omdat dat nu eenmaal door de naaste omgeving van je verwacht wordt.

Authenticiteit moet dus gezien worden als een opdracht, een taak in het leven. Trouw zijn aan jezelf verwijst naar de poging om jezelf als het ware uit te vinden, en je eigen wezen uit te drukken. Diegene is authentiek, die geen angst voor de vrijheid kent, die de moed heeft zich niet te conformeren aan de heersende normen, maar die zijn eigen motieven ontwikkelt, en die zich niet laat afleiden door allerlei ruis, waaronder talloze impulsen van binnen en buiten, de muzak van de cultuur, de con­tinue blik van de ander. De opdracht die men zichzelf stelt, is zowel pri­vé als publiek te leven in waarheid en waarachtigheid; dat wil zeggen: ten aanzien van je keuzen en de waarden die daaraan ten grondslag lig­gen, op het gebied van je behoeften, gewoonten, genietingen, emoties, handelingen en het leven als totaal.

In een authentieke levenshouding probeer je je eigen keuzen te maken, en in die zin oorspronkelijk te zijn. Je kiest dan niet omdat een ander zo kiest, maar omdat iets jouw eigen voorkeur heeft. Natuurlijk kan een authentiek iemand net zo min leven zonder gewoonten, maar zijn ge­woonten zijn in overeenstemming met de waarden en principes die hij zich gaandeweg eigen heeft gemaakt en in die zin heeft ontwikkeld. Het­zelfde gaat op voor de behoeften en genietingen waarmee iemand leeft. 'Jezelf-zijn' en 'echt genieten' zijn opmerkelijk vaak voorkomende ver­leidingsmanoeuvres in hedendaagse reclamecampagnes. De authentieke mens wil juist niet leven in de uiterlijke schijn van het platte hedonisme, van aangeprate behoeften en geëtaleerd genot.

Volgens een klassiek standpunt wordt iemand pas werkelijk een persoon­lijkheid door zich vol overgave te wijden aan een zaak. Augustinus was de eerste die beweerde dat degene die zichzelf wil verwezenlijken, een ruïne bouwt. Een authentieke levenshouding gaat een dergelijk risico niet uit de weg: daarin is nu juist de eigen persoon de zaak zelf. 'Leven is vechten', zei Seneca. Authentiek leven is de strijd om de bestaanson­zekerheid niet uit de weg gaan, en je eigen manier van bestaan te ver­dedigen. Gabriel Marcel verwijst met de uitdrukking experience vécue op het doorleefde karakter van het authentieke mens-zijn. Authenticiteit verwijst inderdaad naar een project, naar een vorm van levenskunst waarin risico's genomen worden, en het eindresultaat niet bij voorbaat vaststaat.

Daarmee kom ik toe aan een voorlopige omschrijving van authenticiteit als levenshouding. Iemand is authentiek als hij een doorleefde levenshou­ding heeft gevonden waarin hij gaandeweg zijn eigen waardeschaal heeft ontwikkeld, en op grond daarvan zijn eigen autoriteit is geworden. Uit­gangspunt van zo'n levenshouding is de norm van persoonlijke verant­woordelijkheid, op grond waarvan iemand het besluit neemt zich in ver­regaande mate voor zijn eigen leven verantwoordelijk te houden. Vervolgens ontwikkelt zo'n levenskunstenaar samenhangende keuzen op grond van bewust aanvaarde waarden, houdt vast aan sommige keuzen, en her­ziet andere, niet op grond van opportunisme, maar omdat een eerdere keuze niet langer in overeenstemming is met het voortschrijdend inzicht op basis van de ervaringen van het geleefde leven. Authenticiteit is zelf noch uitgangspunt, noch het proces, maar het resultaat, een tweede na­tuur als levenshouding.

2 Taylors kritiek op de moderne authenticiteit

Sedert twee decennia levert een groeiende reeks conservatieve auteurs felle kritiek op wat zij zien als de erfenis van de roemruchte jaren zestig, de mythe van de zelfontplooiing. Hun boodschap: echtheid, eigenheid, originaliteit zijn slechts de schaamlap waarachter een nietszeggend be­staan schuilt. Hoed u voor mensen die zeggen authentiek, zichzelf te wil­len zijn, want het zijn benepen narcisten, die zich alleen maar bezighou­den met navelstaarderij, en die geen enkele bijdrage leveren aan de sa­menleving. Sterker nog: wie goed kijkt, zal zien dat zulke individuen ook niet werkelijk proberen zichzelf te ontwikkelen. Ze geven zich over aan platte genietingen, en voorzover ze dat niet doen, proberen ze indruk te maken op elkaar, en op die manier een beetje erkenning en respect af te dwingen voor hun persoon.

Charles Taylor is een van de interessantste filosofen die zich consequent mengen in het fundamentele debat over het goede leven. Zijn bekendste interventie betreft precies het thema van de authenticiteit. In tegenstelling tot de conservatieven neemt hij authenticiteit principieel serieus. Taylor heeft mijns inziens terecht opgemerkt dat trouw zijn aan jezelf voor veel westerse individuen een nieuw moreel ideaal is gewor­den. In zijn omvangrijke Sources of the self. The making of the modern identity (1989) beschrijft Taylor uitvoerig op welke uiteenlopende manie­ren mensen in verschillende fasen van de geschiedenis van de westerse cultuur aan hun leven vorm hebben gegeven. Opvallend genoeg hebben individuen in deze cultuur van oudsher het heft in eigen handen ge­nomen, en definiëren ze hun eigen identiteit niet zelden in afwijking van de algemeen geldende moraal. Individualisme is van alle tijden!

Volgens Taylor wordt de moraal van de moderniteit gekenmerkt door drie morele assen.

  • De eerste as is het principe van respect voor perso­nen. Sedert het begin van de moderniteit geldt het principe van autono­mie. In concreto kreeg het individu vanaf toen een aantal onvervreemd­bare rechten toegeschreven. Sedert de Romantiek komt daar nog eens de notie van verschil bij. Alle individuen zijn verschillend, en bezitten een uniek talent, dat ze moeten kunnen ontwikkelen in hun eigen richting. Hieruit vloeit 
  • de tweede as voort: het individuele ontwerp van een zinvol leven. Iedereen heeft speciale, eigen talenten, en is in staat zijn/haar unieke zelf te ontwikkelen. Op grond daarvan kan iemand een authentiek leven leiden, maar evengoed zijn talent verspillen, en het eigen levens­project doen falen. 
  • De derde en laatste as is die van erkenning en waar­dering. Samen vormen deze drie morele dimensies - het respect voor de persoonlijke autonomie, het streven naar een authentiek zinvol leven en het erkennen van de waardigheid van de persoon - de verdeelde morele ruimte van de moderniteit.

In Ethics of Authenticity (1991) laat Taylor zien dat de tweede as, het streven naar een authentiek, zinvol bestaan, langzaam maar zeker is gaan domineren. In zekere zin is het streven naar authenticiteit, oorspronke­lijkheid en het leiden van een eigen leven, al een zeer oud ideaal. De oude helden uit het homerische Griekenland stelden zich de vraag of zij wel dapper genoeg waren, en of zij niet moesten voldoen aan een nog wezenlijker vorm van heroïek. Van oudsher zijn in het christendom tel­kens weer nieuwe figuren opgestaan die zich afvroegen of zij geen ge­hoor moesten geven aan een hogere roeping of aan een nóg strengere vorm van piëteit.

De moderne preoccupatie met identiteit en authentici­teit hangt samen met de ineenstorting van de klassieke sociale hiërar­chieën. Oorspronkelijk werd iemands identiteit grotendeels bepaald door zijn of haar sociale positie. Erkenning en waardering hingen tot dan af van de plaats die men innam, en van de rol die men speelde in de samen­leving en de sociale activiteiten die daar nauw mee verbonden waren. Met de afbrokkeling van de standenmaatschappij, de opkomst van de burgerij en de veranderende arbeids- en eigendomsverhoudingen wordt onduidelijk waarop iemands identiteit berust. De Romantiek vat de mens op als een wezen met innerlijke diepgang. De bron waaruit wij moeten putten, ligt diep in onszelf. Maar juist deze eigen innerlijke natuur gaat verloren door het toenemende verlangen naar, in feite onverdiende, roem. Vandaar Rousseaus oproep weer te leren luisteren naar de eigen innerlijke stem. Deze romantische oproep tot authenticiteit betekent dat ik het model om naar te leven niet buiten mezelf kan vinden. Authentici­teit impliceert originaliteit, afwijzing van wat 'men' vindt, en verzet tegen verstikkende conventies.

Tegen deze achtergrond heeft de ethiek van de authenticiteit de kracht van een moreel ideaal gekregen. Tegelijkertijd echter wordt hier volgens Taylor de kiem gezaaid voor de ontaarding van dit ideaal. Het romantische verlangen trouw te zijn aan zichzelf is in de laat-moderne samen­leving een funeste alliantie aangegaan met het liberale principe van vrije zelfbeschikking. De voortschrijdende individualisering komt in de prak­tijk neer op de dominantie van het oppervlakkige, narcistische ego dat al­le externe eisen als bevoogdend afwijst: ik maak zelf wel uit wie ik ben en hoe ik leef. In een cultuur van zogenaamde authenticiteit en narcis­tische zelfverwerkelijking raken mensen blind voor zaken die het zelf overstijgen, en die nu juist de voedingsbodem vormen voor een rijk zelf. Het hedendaagse individualisme betekent in de praktijk dat veel mensen zichzelf in toenemende mate gaan definiëren los van traditionele, ge­meenschappelijke kaders: ik ben de maat van alle dingen!

Volgens Taylor leidt deze wending op den duur tot een ernstige ver­schraling, niet alleen van het publieke, maar ook van het privé-leven zelf. De narcistische concentratie op het zelf komt neer op een verwaar­lozing van solidariteit en burgerschap, hetgeen zich als een boemerang tegen het individu zal keren vanwege het verlies van politieke vrijheid dat daaruit op den duur resulteert. De monologe zelfgerichtheid impli­ceert bovendien een instrumentele verhouding tot milieu en natuur, en zelfs tot een ondermijning van de intieme relaties. Steeds meer mensen offeren hun kinderen, huwelijk en liefdesleven op voor hun carrière. De ander wordt gereduceerd tot middel ter realisering van eigen doeleinden. Alle intieme relaties - tussen ouders en kinderen, huwelijkspartners, minnaars en vrienden - dreigen instrument te worden van de individuele zelfverwerkelijking.

Volgens Taylor daarentegen kan ik 'mijn identiteit alleen identificeren tegen de achtergrond van dingen die ertoe doen. Maar het uitschakelen van geschiedenis, natuur, samenleving, de eisen van solidariteit, alles behalve wat ik in mijzelf vindt, houdt in dat ik alle kandidaten voor wat ertoe doet, uitschakel. (...) Authenticiteit is niet de vijand van eisen die opkomen van buiten het zelf; ze veronderstelt zulke eisen'. Ik ben niet de maat der dingen, aldus Charles Taylor; er zijn heel veel zaken die er per se toe doen, ook voor mij! Daarom kan en mag de authentieke mens zich volgens hem niet onttrekken aan de dialoog, en dient hij zich te uitdruk­kelijk te verhouden tot heersende betekenishorizons en morele kaders.

3 Het legitieme verlangen naar authenticiteit

Noch de liberale progressieven noch de conservatieven nemen in feite authenticiteit au serieux. Zonder enige twijfel is deze observatie het sterkste punt van Taylor in het authenticiteitsdebat. Authenticiteit betekent leven vanuit jezelf, en niet gestuurd of gedwongen door de ander. Daarmee lijken de liberalen voorstanders van de authenticiteitscultuur. Zij vinden het immers prachtig dat we sedert de jaren zestig allerlei levensbeschouwelijke kaders en hiërarchische leefpatronen voorbij zijn. Ze tonen zich enthousiast over de zelfbeschikking en de nieuwe anti­autoritaire en antipaternalistische vormen van leven. En ze zijn optimis­tisch en vol vertrouwen over de huidige cultuur van individualisme en vrijheid.

Authenticiteit is echter nog heel iets anders dan het liberale jezelf-zijn in de zin van autonome zelfbeschikking. Volgens Taylor staan de liberalen in principe neutraal tegenover authenticiteit. De schijn bedriegt hier, vol­gens mij. De liberaal maakt namelijk geen onderscheid tussen het platte jezelf-zijn en het ideaal van authenticiteit. Hij is daar in zijn hoedanig­heid als liberaal volstrekt niet in geïnteresseerd, en vindt slechts dat je over jezelf moet kunnen beschikken. Hoe je je leven inricht, is dan je eigen zaak. Of je nu egoïst bent of altruïst, conformist of rebel, jezelf matigt in genot of jezelf te gronde richt, doet er allemaal niet toe, zolang je er maar in vrijheid over beslist. Het zal de liberaal een zorg zijn of jouw emoties echt zijn of dat je een sentimentele draak bent. De liberaal is alleen geïnteresseerd in negatieve vrijheid. Authenticiteit is echter een invulling van positieve vrijheid: 'jezelf-zijn' impliceert de opdracht en queeste jezelf te worden. De liberaal is helemaal niet neutraal, maar juist een vijand van de authenticiteit, voorzover authenticiteit als opdracht aan moderne individuen wordt voorgehouden.

De conservatieven zijn pessimistisch en somber over de individualis­tische cultuur waarvan het streven naar authenticiteit deel uitmaakt. Authenticiteit mist volgens hen de sociale dimensie. Jezelf zijn is puur narcisme, louter gerichtheid op zichzelf door uitbuiting dan wel uitslui­ting van de buitenwereld. Authenticiteit is voor de conservatief een chic eufemisme voor egoïsme. De authenticiteitsdenkers gaan hun sociale ver­plichtingen uit de weg onder het motto: 'Als ik mezelf wil zijn, kan ik onmogelijk aan jouw eisen of aan die van de samenleving voldoen'.

Net als de liberalen zijn de conservatieven niet echt in het werkelijke fenomeen van authenticiteit geïnteresseerd. De conservatieven zijn uit op het restaureren en conserveren van traditionele kaders van waaruit indivi­duen zouden moeten leven. Ze denken zelf tamelijk klassiek en recht­lijnig over macht en overheersing. Moderne mensen denken volgens de conservatief veel te snel dat ze betutteld worden, waar ze zich zonder een duidelijk politiek, moreel en levensbeschouwelijk kader niet eens staande zouden kunnen houden. Ze hebben, om het met Richard Sennett te zeggen, 'angst voor autoriteit'. Daarmee zijn ook de conservatieven vijanden van de authenticiteitscultuur. Want authenticiteit betekent inder­daad non-conformisme, en verwijst naar een eigenzinnig antwoord op autoriteiten en autoritaire structuren.

De conservatieven stellen volgens mij authenticiteit, egoïsme en hedonis­me ten onrechte op één lijn. De egoïst is juist niet authentiek, voorzover hij de slaaf is van zijn behoeften en hebzucht. Op vergelijkbare wijze is de klacht van hedonisme volstrekt ongegrond: de authentiek levende mens is bepaald niet onbekommerd over de kwaliteit van zijn genietin­gen, en staat kritisch tegenover de verleidingen van de markt en de aan­spraken van de consumptiemaatschappij.

Taylor zelf heeft naar een eigen, derde positie gezocht, maar zijn eigen antwoord op de juiste bepaling van de hedendaagse authenticiteit is tame­lijk problematisch. Hij acht pure zelfbeschikking een vorm van ontaar­ding, omdat we nu eenmaal niet subjectief, geheel vanuit onszelf kunnen beslissen over wat in dit leven van belang is. Maar tegelijkertijd zwijgt hij in alle talen over de pure conformist die keurig binnen de dialoog blijft, en zich aan de gangbare moraal houdt. Is iemand die zo weinig subject is, dan ook meteen authentiek? Waarom bespreekt Taylor niet de ontaarde Staphorster-variant? Waarom heeft hij zo weinig aandacht voor de mogelijkheid van een kritische verhouding tot bestaande normen en waarden? Door zich te beperken tot kritiek op de ontaarde egoïst belandt hij toch weer in het kamp van de conservatieven. Er is overigens vol­doende reden tot argwaan bij Taylors eigen morele agenda, gezien de 'herstelwerkzaamheden' die hij in zijn monumentale Sources of the Self verricht.

Uiteindelijk gaat het Taylor om de restauratie van levensbe­schouwelijke, christelijke waarden. Maar de voorrang van dat waarde­kader boven het dominante waardepluralisme is niet evident.

Progressievere, vooral postmoderne filosofen schuiven de hele authenti­citeitsproblematiek terzijde vanuit hun essentialisme-kritiek en afwijzing van elke premoderne dan wel moderne opvatting omtrent een absolute maat en het wezen van de mens. Zonder essentie is er geen duidelijk cri­terium, geen evidente maat voor echtheid. Deze postmoderne desinteres­se is des te gevaarlijker naarmate ze alle sluizen openzet voor onver­schilligheid, en als dekmantel dient voor kwade trouw. In feite roept het anti-essentalisme de vraag naar authenticiteit in alle hevigheid op.

In Ethics of Authenticity zegt Charles Taylor: 'De strijd dient niet te gaan om authenticiteit, ervoor of ertegen, maar erover, om de ware betekenis vast te stellen'. Mijn voorstel is authenticiteit serieus te nemen, de betekenis ervan vast te stellen en dan hetbelang er van voor het leven in de late moderniteit te bepalen. Wie authenticiteit werkelijk serieus neemt, zal moeten erkennen dat jezelf-zijn of trouw zijn aan jezelf iets anders is dan zomaar doen wat in je opkomt. Authenticiteit betekent eerst en voor­al eerlijk zijn tegenover jezelf. Die eerlijkheid of waarachtigheid toont zich in verschillende gedaanten.

De meest voorkomende vorm van inauthenticiteit betreft pogingen om zich anders, en vooral beter, voor te doen dan men is. Wie zich laat meeslepen door de schone schijn, en streeft naar gemakkelijke roem, pleegt verraad aan zichzelf. Je bent pas eerlijk tegenover jezelf als je niet die weg van de minste weerstand kiest, maar probeert je talenten te reali­seren door alle inspanningen te verrichten die daarvoor nodig zijn.

Eerlijk zijn tegenover jezelf verwijst ook naar de moed om jezelf geen geweld aan te doen in een van de vele conflictrijke situaties van het alle­daagse leven. Dat kan zijn een algemeen aanvaarde situatie, gewoonte of conventie die iedereen als verstikkend ervaart; maar waartegen toch nie­mand protesteert. Het kan ook gaan om een onrechtvaardig standpunt of een programma dat al te zeer indruist tegen je eigen opvattingen of prin­cipes. Authenticiteit verwijst naar non-conformisme, naar de weigering zich aan te passen en precies te doen zoals iedereen doet.

Dat wil niet zeggen dat het loutere afwijken van de regel op zichzelf on­middellijk al een bewijs is van authenticiteit. De rebel without a cause is bij uitstek een conformist, zij het dat hij zich niet zozeer afzet tegen de heersende norm als wel zich conformeert aan de norm het zonder goede reden oneens te zijn met wat dan ook. Iemand die eerlijk is tegenover zichzelf, stelt zich niet op als dilettant of querulant. Als hij weigert zich aan te passen, is dat omdat hij een goede reden heeft om af te wijken. Omgekeerd is het volgen van een regel nog niet onmiddellijk inauthen­tiek. Ik kan op dezelfde wijze handelen als een ander omdat ik zelf van harte instem met die handelwijze. De monnik in het klooster gehoor­zaamt aan de regels van de orde, maar daarmee is hij nog niet per se conformist. Hij leeft mogelijk precies zoals hij echt leven wil, namelijk in dienst van God. Het is een misverstand iemand die liefst wil leven in gehoorzaamheid, te beschuldigen van inauthenticiteit, tenzij hij dat alleen maar doet in pure navolging van een ander.

Authenticiteit is niet per se anti-autoritair. Waarachtigheid staat niet ge­lijk aan elke afwijzing van gezag. Er bestaan immers allerlei vormen van gezag op basis van kennis van zaken en redelijk inzicht, en waarom zou­den die niet voor mij in mijn concrete situatie kunnen gelden? Stel dat ik voor een belangrijke maar moeilijke keuze in mijn leven sta, en niet weet wat ik moet doen, wat zou in zo'n geval een authentieke houding zijn? Het zou inauthentiek zijn als ik mij zou verschuilen achter een pose van zelfverzekerdheid, en zou doen alsof ik het antwoord wist. Het zou ook inauthentiek zijn als ik zou vluchten in een houding van onverschillig­heid. Het kan heel authentiek zijn geduldig af te wachten totdat ik beter zicht heb op de situatie. Een zekere waakzaamheid is een belangrijke voorwaarde voor een authentieke houding. Het kan ook zijn dat iemand moet experimenteren om erachter te komen wat voor hem of haar het beste is. Misschien is het zelfs authentiek wanneer ik risico's neem en uiteindelijk gok, omdat ik nu eenmaal moet beslissen, en ik uiteindelijk geen enkele reden vind waarom het één beter zou zijn dan het ander. Maar het kan ook zijn dat ik bij een welbepaalde autoriteit te rade ga, hem om advies vraag, en zijn advies volg. De authenticiteit van mijn be­slissing hangt dan af van de reden waarom ik dat advies volg. Niet omdat ik niet zelf durf te beslissen, en zo gezagsgetrouw ben dat ik dat advies blind volg, maar omdat ik concludeer dat het in mijn situatie inderdaad goed is zo te doen. Authenticiteit is natuurlijk wel anti-autoritair waar het gezag van de autoriteit ophoudt redelijk te zijn, gebaseerd is op wil­lekeur en het verlangen van de ander mij te overheersen.

Het is niet authentiek koste wat kost origineel of oorspronkelijk te willen zijn. Als authentiek individu besef ik heel goed dat ik niet de uitvinder en schepper ben van allerlei concrete normen en waarden, omdat die in zekere zin gegeven zijn. Zo kennen wij in de westerse cultuur gevestigde waarden als eerlijkheid, dankbaarheid en rechtvaardigheid. Geen enkel modern individu is daar zelf de oorsprong van. Maar een waarde telt voor mij pas als ik die ook echt van belang en in de concrete situatie van toepassing vind. Eerlijkheid is een bestaande waarde, maar ik kan goede redenen hebben om hier en nu tegenover iemand oneerlijk te zijn. Ik wil niet alleen maar dankbaar zijn omdat anderen hun dankbaarheid jegens mij betonen. Ik wil niet dankbaar zijn omdat ik volgens de etiquette dankbaarheid verplicht ben, maar omdat en wanneer ik die dankbaarheid ook feitelijk ervaar. Ik wil mijn plicht doen, niet alleen omdat mensen nu eenmaal hun plicht moeten doen, maar vooral omdat ik inzie en ervaar dat het in deze concrete situatie ook werkelijk mijn plicht is iemand te helpen.

Met andere woorden: bij authenticiteit is de subjectieve houding waar­mee iets gedaan wordt, van doorslaggevend belang. Authenticiteit ver­wijst naar de juiste betrokkenheid! Iemand die eerlijk is tegenover zichzelf, en zichzelf niet verraadt, is niet conformistisch noch puur gezags­getrouw. Hij handelt niet alleen maar omdat anderen net zo doen, en evenmin handelt hij enkel omdat de autoriteit dat vereist. Hij is niet onverschillig, en evenmin opportunistisch. Wanneer hij op een bepaalde manier handelt, is dat omdat dat nu eenmaal zo door hem gedaan moet worden! Waar die subjectieve inzet ontbreekt, ontbreekt die blijkbaar, en moet die ook niet worden geveinsd!

Maar dat betekent dat we aan de handeling zelf 'van buitenaf' niet kun­nen aflezen of het een authentieke daad betreft of niet. Een daad van ver­zet en een daad van gehoorzaamheid kunnen dus beide zowel authentiek als inauthentiek zijn. Het hangt er maar van af hoe ze door iemand ge­daan worden. Veeleer kunnen we onze authenticiteit 'van binnen uit' af­meten aan de intensiteit waarmee we iets doen. 'Ik ken uw daden; gij zijt koud noch heet', schrijft Johannes als profeet van God in de Apokalyps of Openbaring aan de rijken die zich voor niets meer interesseren omdat ze aan niets gebrek hebben. 'Waart gij maar koud of heet! Omdat gij lauw zijt, en noch heet noch koud, daarom zal Ik u uitbraken uit mijn mond'. Lauwheid, halfslachtigheid en onverschilligheid zijn tekenen van inauthenticiteit.

Op grond hiervan zal het duidelijk zijn dat het onzin is authenticiteit ais een vorm van narcisme te beschouwen. Dat kan alleen wanneer de twee houdingen van het platte jezelf-zijn (eerste natuur) en het trouw zijn aan jezelf (tweede natuur) met elkaar worden verward. Authenticiteit heeft te maken met een vorm van subjectieve betrokkenheid, en sluit solidariteit en goed burgerschap volstrekt niet uit. Iemand die eerlijk is tegenover zichzelf, zal zichzelf juist voortdurend de vraag stellen welke vorm zijn betrokkenheid op de ander moet krijgen. Het lijkt juist veel twijfelachti­ger of een houding wel werkelijk moreel genoemd kan worden, waarin iemand alleen maar betrokken is op de ander vanuit een opgelegde plichtsmoraal.

De laatmoderne westerse samenleving is liberaal, en wordt gekenmerkt door een smalle moraal. Persoonlijke autonomie, waardepluralisme en de markt zijn dominant. Het meest kenmerkende van de moderne lifestyle is dat mensen niet willen dat de ander voor hen beslist, zonder dat ze intussen zelf weten wat hun te doen staat, en wat voor hen het goede is. Hier ligt de zwakke stee van het liberalisme: het naïeve optimisme dat individuen 'vanzelf' autonoom zijn en op die manier wel tot de goede keuze zullen komen. Anderzijds schiet het conservatisme tekort omdat het geen onderscheid maakt tussen iemand die vanuit een innerlijke over­tuiging gehoorzaamt aan de wet, en iemand die dat doet uit angst of uit plat conformisme. Veel moderne mensen willen inderdaad graag zichzelf zijn, en weten heel erg goed dat dat iets anders is dan gewoon maar doen wat in hen opkomt. Eigenlijk willen ze maar één ding, namelijk dat het eigen leven werkelijk telt. Dat is niet het geval zolang ze onverschillig zijn, noch zolang ze zich uitleveren. Dat is pas het geval als ze authen­tiek zijn. Daarin schuilt de legitimiteit van een authentieke levenshou­ding.