Stokkom conclusie


Stokkom o.c. p.199 - einde

En ten slotte heeft het ideaal van zelfverwerkelijking, en in het zog daarvan de 'romantische gevoelshuishouding', opgang gemaakt.

Authenticiteit en eigenwaarde

De grote doorbraak van het ideaal van authenticiteit vond rond 1970 plaats. Vanaf die tijd staat ieders leven in het teken van zelfverwerkelijking: leder mens wordt geacht zijn of haar unieke zelf tot volle wasdom te brengen. Dat betekent dat je steeds zorg moet besteden aan je lichamelijk en psychisch welzijn. Jezelf onnodig opofferen, zelfhaat en zelfontkenning raken in de taboesfeer. Ook verdringing wordt minder getolereerd: je wordt gedwongen je klachten en ongenoegens uit te spreken en samen met anderen te verwerken. Problemen als depressies en jaloezie worden openlijk benoemd. Mensen zijn dus gevoeliger geworden voor hun psychisch wel en wee en menen sneller dan vroeger dat er aan hun onbehagen iets te doen is.

De opgang van de norm van authenticiteit betekent ook dat partner- en vriendenkeuze minder gebaseerd is op status en standsoverwegingen en meer op persoonlijke eigenschappen en genegenheid. Dat heeft meer voordelen dan je zou denken. Want er is niet alleen meer onbevangenheid maar ook meer onderlinge zorg van te verwachten. Immers, mensen die gespitst zijn op status kunnen stereotiepe vooroordelen moeilijker ter zijde leggen. Omdat ze menselijke relaties vooral in termen van boven- en onderschikking interpreteren, komen ze minder snel toe aan inleving in anderen.

Naarmate authenticiteit aan belang wint, worden formele verplichtingen die voortkomen uit statusverhoudingen, contracten en traditionele gewoontes minder invloedrijk. Affectieve bindingen, gebaseerd op vriendschap, liefde en sympathie nemen hun plaats in.

Steeds meer mensen geloven dat authentieke gevoelens niet belemmerd mogen worden door berekening. Dat heeft grote gevolgen voor het onderlinge geefgedrag: we hebben leren geven zonder de verwachting iets terug te krijgen. Immers, vooraf berekenen hoeveel je terug zou kunnen krijgen, vernietigt authentieke gevoelens; het duidt erop dat je de intentie van anderen om op hun beurt te geven in twijfel trekt. Boekhouden wordt daarom gezien als een teken van onechtheid. Authenticiteit leidt er ook toe dat mensen meer moeite moeten doen om bijzondere geschenken te geven. Soortgelijke dingen of voorspelbare dingen teruggeven is inauthentiek; de ontvanger wordt erdoor in verlegenheid gebracht. Het idee dat het beter is te geven dan te ontvangen heeft aldus ingang gevonden. Maar onder de oppervlakte blijft de verwachting van compensatie een rol spelen. We zijn onaangenaam getroffen, al laten we dat niet snel merken, wanneer herhaalde uitnodigingen niet worden beantwoord, of wanneer na herhaalde giften een compenserend geschenk uitblijft. Voorbij een bepaalde grens van geven verwachten we hoe dan ook een tegengift.

Ook in de opvoeding heeft het ideaal van zelfverwerkelijking grote veranderingen gebracht. Zelfdiscipline wordt niet meer door het dreigen met straf afgedwongen, maar is voortaan op de eigenheid van het kind gebaseerd. Kinderen krijgen hierdoor het gevoel onvoorwaardelijk te worden geaccepteerd en zullen zich niet gauw te kort gedaan voelen. De eigenwaarde is daardoor zo stevig, dat het kind, als het gevraagd wordt te helpen, zich niet meer strikt oriënteert op de balans van geven en ontvangen. Als je jezelf sterk voelt, hoef , je minder volhardend te zijn, kun je anderen het voordeel van de twijfel geven en ruimhartiger oordelen.

Aldus zijn we de psychologische deprivatie die kenmerkend was voor het tijdperk van 'rangen en standen' te boven gekomen. Het zelfvertrouwen en de eigenwaarde van generaties die na de sixties zijn opgevoed, zijn aanzienlijk vergroot. Als mensen zichzelf niet meer hoeven te ontkennen en hun schaamtegevoelens bespreekbaar maken, wordt het ressentiment zijn voedingsbodem ontnomen. De druk is van de ketel: krampachtig vasthouden aan prestige en vermijden van gezichtsverlies hebben plaatsgemaakt voor ontspannen en flexibele omgangsvormen. Je kunt verdriet tonen en fouten toegeven zonder je eigenwaarde te verliezen. In termen van Tocqueville: het hart is vrij voor vereniging.

Bij dit succesverhaal horen wel enige kanttekeningen.

Het pseudo-contract van de opoffering vormt in veel kansarme gezinnen nog altijd een grote bron van ergernis, woede en minachting. Het kunnen tonen van warmte en kwetsbaarheid, het investeren in vertrouwen, de emotionele democratie, hebben in deze lagen weinig ingang gevonden. Het ressentiment mag in de middenlagen overwonnen zijn, in kansarme milieus tiert deze emotie nog welig. In deze milieus 'dwingt" de geringe eigenwaarde als het ware tot een neerkijken op de status van de zwakste' groepen: 'wij waren hier eerst', 'wij hebben meer recht van spreken' of'nieuwkomers horen op de onderste sport te beginnen .

Vervolgens wordt het zelfvertrouwen dat in het gezinsleven van de middenlagen onmiskenbaar is gegroeid, in minder beschutte domeinen niet automatisch vertaald in zorg en hulp. In het stedelijke publieke domein lijken de 'remmende' emoties (angst, afkeer, schaamte, géne) meer op de voorgrond getreden . Als veiligheid ontbreekt trekt het morele zelf zich terug. Anders geredeneerd: we identificeren ons zo sterk met de idealen van waardig leven - gezond, mooi, welvarend en intelligent zijn - dat de confrontatie met de tegendelen daarvan verwarring, ontsteltenis en verlammende gevoelens teweegbrengt.

Ten slotte mag uit de morele vooruitgang die de emotionele democratie heeft bewerkstelligd niet worden afgeleid dat conflicten zich niet meer zouden voordoen. Integendeel. Omdat de behoefte aan erkenning is gegroeid zouden ook de boosheid en het verdriet om afwijzingen en onbeantwoorde wensen weleens gegroeid kunnen zijn. Hedendaagse vormen van vernedering kunnen even diepe wonden slaan als voorheen. Niettemin lijkt de vernedering anders te worden geuit: minder brutaal en vaak verraderlijker, minder openlijke en demonstratieve vormen van minachting, een toename van subtiele vormen van miskenning (negeren, mijdingsgedrag).

Resumerend: het gevoelsleven krijgt grotere zorg en aandacht; zelfontkenning en psychisch leed worden minder dan voorheen geduld. Haatgevoelens, kilheid en machtsvertoon kunnen hierdoor sneller worden overwonnen. De authenticiteitscultuur heeft om die redenen de humanitaire potenties van de alledaagse leefwereld (gezin, vriendennetwerken) aanzienlijk vergroot. Tevens is de schadelijke werking van de aanstootgevende vergelijking, het opwekken van afgunst, verkleind. Pronkzucht en statussymbolen lonen minder om elkaar de ogen uit te steken.

Voor ons is het vanzelfsprekend dat het ideaal van gelijkheid vermengd is geraakt met het ethos van waardigheid en authenticiteit.

Epiloog Hulde aan het leven

Het bereik van de zachte krachten, met name sympathie, mededogen en respect, is de laatste decennia aanzienlijk verbreed. Zo zijn de grenzen van wat onaangename toestanden worden geacht - ongeluk, armoede, deprivatie - opgerekt. Ellende en gebrek worden veel breder gedefinieerd: niet alleen ondervoeding, analfabetisme en slechte behuizing vormen redenen om hulp te geven, maar ook psychologische deprivatie. De begrippen onrecht en onderdrukking beperken zich niet meer tot oorlog en slavernij, maar hebben ook betrekking op alledaags discriminerend of kwetsend gedrag. Aan het lichamelijke lijden zijn talloze vormen van emotioneel lijden toegevoegd.

Naarmate de individuele waardigheid aan belang toeneemt, gaat er meer zorg uit naar de gevoelens van mensen. We zijn begaan met mensen die pijnlijke gevoelens als wanhoop, droevigheid, angst, eenzaamheid en schuld hebben, misschien wel meer dan met mensen met lichamelijke pijn of materieel gebrek. De lijst wordt alsmaar langer: stress, identiteitscrises, oud zijn, overgewicht, gebroken gezinnen. De sociologe Candace Gark verwacht op grond van haar studie naar uitingsvormen van sympathie dat psychische pijn in toenemende mate onze sympathie zal opwekken. De definities van mentale wreedheid en misbruik zullen waarschijnlijk nog uitgebreider worden.

Hoewel het leven in veel opzichten gemakkelijker en veiliger is dan vroeger, worden veel problemen die voorheen als triviaal werden beschouwd nu als bedreigend gezien.

Zo worden we gevoeliger voor kwetsende opmerkingen over ons zelfbeeld en uiterlijk, onze leeftijd en gezondheid, kortom onze manieren van 'zijn'.

Daar staat tegenover dat we minder gevoelig zijn geworden voor status- en fatsoensregels.

Deze verschuiving kan mooi geïllustreerd worden door het gegeven dat belediging niet langer een misdrijf wordt geacht, terwijl discriminatie juist sterker wordt afgekeurd. Het zij herhaald: terwijl belediging een inbreuk is op iemands sociale eer (status, rang, goede naam) is discriminatie veeleer een inbreuk op iemands waardigheid (intrinsieke waarde, integriteit, identiteit).

Deze verschuiving duidt erop, zoals ik heb beklemtoond, dat de morele economie van de eer in verval is geraakt. De leemte die eer heeft achtergelaten is opgevuld door respect en waardigheid. Dat wil zeggen, het eergevoel, de obsessie met status en gezichtsverlies, is gesublimeerd: je dient jezelf tegenwoordig op authentieke wijze te onderscheiden. Respect heeft zich ontwikkeld van eerbied voor het 'hogere' (status en fatsoen) naar eerbied voor 'anders zijn'; van een onkwetsbare attitude, gekenmerkt door ontzag afdwingen en anderen psychisch schaden, naar een attitude waarin ieders integriteit bescherming wordt geboden. Respect is de ander in zijn of haar waarde laten; erop toezien dat de ander niet verkommert.

Met recht kunnen we spreken van een democratische 'omkering van waarden': de logica van de eer, de 'beschadiging van het leven', is gediskwalificeerd en vervangen door een logica van waardigheid, de 'huldiging van het leven'. Dat is de beschavingsmissie die de democratie heeft volbracht en nog steeds volbrengt. Zolang we erin slagen om de onbeschaafde kern van de eer, de vereffening, te transformeren tot vreedzame vormen van erkenning, lijkt morele vooruitgang gewaarborgd.

De humane samenleving en haar vijanden

De zachte krachten hebben de samenleving op talrijke manieren leefbaarder en humaner gemaakt.

Maar er zijn ook veel tekenen die wijzen op een verharding van de samenleving. Toenemende geweldscriminaliteit, voetbalvandalisme, lomp en brutaal gedrag op straat zijn er voorbeelden van.

Daarnaast heeft een cynisch-calculerend type verharding zijn intrede gedaan. Dit type heb ik geassocieerd met de economisering van de samenleving: het oprukken van de markt, de verhoogde concurrentiedruk, het overtroeven en intimideren van zwakkere marktpartijen , de flexibilisering van arbeid, de toename van fraude en andere 'innovatie'-strategieën, en het oprekken van grenzen van wat verhandelbaar wordt geacht (commercieel draagmoederschap, sekstoerisme, dieren).

Het is niet uitgesloten dat de samenleving hardvochtiger zal worden. Evenmin is het uitgesloten dat we de cynische weg van vechten' en 'winnen' inslaan die in de Verenigde Staten wordt gepropageerd. Het idealisme en de menslievende aspiraties die Tocqueville er in zijn tijd waarnam, lijken verruild te zijn voor een 'cultuur van tevredenheid', gefixeerd op geld maken en het afschermen van welvaart.

Het cynisme lijkt in Amerika op de spits gedreven: velen hebben geen enkel geloof meer in de rehabilitatie van gevangenen, noch in vreedzame coëxistentie in de suburbs ('misdadigers zijn en blijven slecht', 'zwarten zijn en blijven lui'). Het feit dat mensen hun levenswijze kunnen veranderen, maakt op cynici weinig indruk. Zij hebben zich neergelegd bij de no go areas en de bewaakte slaapsteden van de rijken, bij een dumpcultuur waarin mensen worden opgegeven. Veel politici trachten deze ongevoeligheid in beleid te vertalen en geloven dat er geen remedies zijn voor conflicten; minderheden kunnen alleen door machtsvertoon in bedwang worden gehouden.

In de Verenigde Staten zijn uiteraard ook zachte krachten werkzaam. De verkrampte omgangsvormen gebaseerd op status, rang en goede naam zijn er reeds vroeg verdwenen. De psychologisering van het alledaagse leven, met die grote aandacht voor de gevoelswereld, lijkt verder gevorderd dan in Europa. Respect en eigenwaarde staan hoog op de politieke agenda van sociale bewegingen. Niettemin lijken de zachte krachten te moeten buigen voor persoonlijk succes. Het gevoelsleven - sympathie, inleving, mededogen - wordt in Amerika eerder vercommercialiseerd . Emoties worden opgevat als instrumenten voor een geslaagd en comfortabel individueel bestaan. De bestseller Emotionele intelligentie (1996) van Daniel Goleman is daarvan een voorbeeld. Zelfs het feminisme lijkt de mannelijke waarden van carrière en winnen uit te dragen.

Het heeft er alle schijn van dat Amerikanen onvoldoende afstand hebben kunnen nemen van de morele economie van de eer. De verticale eer van een standensamenleving mag dan eerder dan in Europa zijn gemarginaliseerd, de horizontale eer, de wedijver onder gelijken, bepaalt veel meer dan hier iemands aanzien. Ook dit type eer kan in het teken staan van beschaming en het opwekken van afgunst. De Amerikaanse droom verlangt zichtbare bewijzen van 'boven' en 'onder'. Dat maakt de wedijver grimmiger. Het verlangen te winnen doortrekt dan ook heel de samenleving. Verliezen is taboe; je mag niet je zwakte tonen. Sympathie gaat uit naar de sterken, de winnaars en de briljanten. Het ethos van de vereffening is dan ook oppermachtig. Mensen behoren te krijgen wat ze verdienen; ieder mens moet op zijn prestaties worden afgerekend. Het gevolg daarvan is dat Amerikanen minder gevoelig zijn voor andermans welzijn en minder toekomen aan humane vormen van kritiek en afkeuring. Terwijl wij de degradatieceremoniën die het Amerikaanse leven ontsieren - denk aan de intimidatie en vernedering van de undeserved poor en van gedetineerden (de chaingang) - beschamend vinden, geloven de meeste Amerikanen in de heilzame effecten van afschrikking. Kortom, de norm van onvoorwaardelijk respect voor de mens heeft er minder ingang gevonden dan in veel Europese landen.

De innerlijke stem

Sommige aspecten van een dergelijke verharding zouden kunnen overwaaien naar Europa (zelfs naar 'feminiene' Noordwest Europese landen als Denemarken en Nederland). Maar ondanks de huidige nadruk op commercie en economische wedijver doen zich tal van gunstige ontwikkelingen voor. We sluiten ons niet af-, we staan meer open voor wat vroeger bedreigende verschijnselen zouden zijn geweest; we zijn nieuwsgieriger en onbevangener. Ook onder het dictaat van ruil- en mediacynismen behoudt de romantische gevoelswereld haar aantrekkingskracht. In één formule: er wordt meer waarde gehecht aan 'beleving' en 'ervaring' dan aan status. Zelfs in de cynische wereld van reclame en populaire tv-shows prevaleren intieme emoties en zonderlinge belevenissen.

Dat kun je negatief uitleggen: kicks, opwinding en vulgaire culturele uitingen treden op de voorgrond. Maar ook positief. Mensen zijn ontvankelijker, trouw aan hun creatieve ambities en zijn - als ze de cynische bril afzetten - gevoeliger voor lijden en vernedering.

In een van zijn kritische commentaren op de hedendaagse authenticiteitsmoraal constateert Kinneging dat de christelijke gewetensethiek er in de hedendaagse consumptiemaatschappij slecht voorstaat. Maar, zegt hij, de gewetensethiek leeft voort in het romantische authenticiteitsideaal: het volgen van de innerlijke stem van het unieke zelf is tot hoogste gebod gemaakt. 'De stem van het zelf is een geseculariseerde en geïndividualiseerde versie van de stem van God. De vox sui is de opvolger van de vox Dei' (Kinneging 1996: 147). Wat de christelijke ethiek niet lukte - de eerethiek tot taboe maken en verbannen - heeft het romantische ideaal van authenticiteit wel voor elkaar gekregen.

Dat laatste kan ik volkomen onderschrijven. Authenticiteit wordt in een democratische samenleving benut om de vele immorele aspecten van de oude eerethiek te boven te komen. Toch betreurt Kinneging deze ontwikkeling. Want we weigeren volgens hem over eer te denken en te praten, terwijl eergevoelens in existentiële zin van groot belang blijven. Het ethos van authenticiteit gebiedt dat je boven gevoelens van schaamte moet staan. 'In naam van de zelfontplooiing zijn we de schaamte voorbij' (ibid).

Deze redenering overtuigt geenszins. In een emotionele democratie gaat het er juist om dat schaamtegevoelens bespreekbaar worden gemaakt, hoeveel moeite dat ook kost. Mensen hebben hierdoor minder angst voor gezichtsverlies en kunnen zich kwetsbaar opstellen. Mede daarom behoren de 'bevroren blik' en de 'stijve knie' tot het verleden. Het belang daarvan kan nauwelijks overschat worden.

Bovendien blijven schaamtegevoelens - hoe pijnlijk ook -deel uitmaken van ieders psychische huishouden, zij het dat we ons niet meer hoeven te schamen voor sekse, afkomst of geloof. We schamen ons niet meer voor oneervol gedrag zoals huwen met een meisje beneden je stand, maar voor onwaardig gedrag zoals een persoon niet te woord staan of verzuimen hulp te bieden als dat gemakkelijk gekund had. We zijn dus niet in staat alle schaamte af te leggen. Integendeel, naarmate de mens meer als waardig wordt gezien en de criteria van deprivatie en ongeluk zich verder uitbreiden, zullen we sterker belast worden met schaamtegevoelens. Hoe meer we onze waarneming richten op inbreuken op de normen van een gelukkig, gezond en veilig leven, des te meer zullen we beseffen dat we tekortschieten. Paradoxaal genoeg wordt het moeilijker te voldoen aan de eisen van het goede leven

Scepsis en zelfbegrenzing

Ware humaniteit schuilt in affectie, in het aanboren van de gevoelsmatige bronnen van sympathie en vertrouwen. Maar deze sensibiliteit is waarschijnlijk niet toereikend om weerstand te kunnen bieden aan alle ruil- en medacynismen die de samenleving doordringen.

De scepsis en ironie die de grote humanisten Montaigne en Erasmus kenmerkten, zouden we opnieuw kunnen benutten. Deze denkers stellen de bescheiden aanspraken van de ervaring boven de leerstellige eisen van beginselen. Ze leren dat we nergens zekerheid over kunnen opeisen en dat het loont de diversiteit van standpunten in een geest van verdraagzaarnheid. te aanvaarden. Dit sceptische perspectief is meer dan een manier van denken, het is de levenskunst van de menselijke maat. Scepsis duidt op het omgaan met onzekerheden, onduidelijkheden en dubbelzinnigheden, en is verbonden met zelfdistantie en zelfspot. Het opnemen van twijfel in ons denken en doen laat onze eigen doeleinden en plannen ineenkrimpen. Dat betekent een geweldige relativering en zelfbegrenzing.

De romantische gevoelshuishouding zouden we kunnen complementeren met een denkhouding die de twijfel niet vreest. Socrates, Montaigne, Kierkegaard en Toulmin leren dat scepsis en ironie engagement kunnen schenken. Ze zijn ervan overtuigd dat in het alledaagse leven vaak overeenstemming te bereiken is, alle onzekerheden ten spijt.

Uiteindelijk wordt die consensus verschaft door ervaring en gevoel. In een sceptische samenleving zorgt de onbevangenheid van het gevoelsleven voor morele samenhang. Ontdaan van de ballast van grote woorden en collectieve waarheden bestrijken sympathie en compassie een breder veld. Emoties krijgen hun waardigheid terug.